Alostum schreef:Petrus Van Nuffel over zijn stadsgenoot Raymond De Vidts (E.P. Dom Martinus)
De stad Aalst genoot ook de uitstekende eer, te mogen wijzen op een inboorling, die, met de Engelschen, oprukte ter verovering van Jerusalem en de Heilige Plaatsen, en de bevrijding van het Heilig Graf. Wij willen spreken van onzen stadgenoot E.P. Dom Martinus der Benediktijnerabdij van Maredsous (Raymond De Vidts) zoon van M. Leo De Vidts, die zelf, in 1870, als Pauselijke Zouaaf, naar Rome ijlde tot verdediging der Eeuwige Stad.
E.P. Martinus bevond zich reeds, als Benediktijn, gedurende meer dan drie jaren in Engeland, te Erdington, wanneer de oorlog losbrak. Aanstonds vroeg hij aan zijn oversten om naar Maredsous te mogen komen, ten einde als aalmoezenier in het Belgisch leger dienst te nemen. Het antwoord kwam hem den 16 Augusti 1914 toe, en hij kreeg, te Londen, door graaf de Lalaing, een vrijgeleide. Wanneer Raymond De Vidts in België voet aan wal zette, kon hij niet meer tot Maredsous geraken, daar de Duitschers bereids het land, tusschen Namen en Brussel bezetten, maar hij schreef naar den algemeenen aalmoezenier, te Antwerpen, vragende van als aalmoezenier aanvaard te worden. Het antwoord van Mgr. de Wachter kwam slechts op het einde van September, hetwelk luidde dat er reeds te veel aalmoezeniers waren, vermits al de jonge priesters zich van in den beginne hadden aangeboden. Pater Martinus kwam dus te laat en keerde terug naar Engeland, in bestemming voor Ramsgate, waar hij gedurende eenigen tijd verbleef, ten dienste der Belgische gekwetste soldaten en der uitgewekenen. Hij wenschte nochtans, veel meer voor het Vaderland te doen, en drong nogmaals in Londen aan, om in het Belgisch leger aanvaard te worden. 't Zelfde weigerend antwoord. Op dit tijdstip deed kardinaal Bourne, van Westminster, een dringenden oproep om katholieke aalmoezeniers in het Engelsch leger te bekomen. Onze stadgenoot besloot dezen hulpkreet te beantwoorden: de Engelschen immers waren onze verbondenen, hunne zaak was ook de Belgische, en tezelfdertijd deze der H. Kerk. Dom Martinus vroeg aan zijn overheid de noodige toestemming, die zijn ontwerp volmondig goedkeurde, want de Hoogw. Prelaat der Benediktijnen, die Zijne Eminentie goed kende, schreef aan den kardinaal een brief, onzen Aalstenaar warm aanbevelende. Z. Em. kardinaal Bourne zond den naam van Pater Martinus naar het War Office, en, den 9 September 1915 werd hij aalmoezenier genoemd; op 13 September vervoegde hij zijne afdeeling, de 57e Territoriale divisie van Canterbury. Hij was echter slechts aanvaard als toegevoegd aalmoezenier en alleenlijk voor Engeland; geen Engelschman zijnde, kon hij enkel bekomen de graad van officier, hetgeen men noemde de “commission”.
Den 1 Januari 1916 werd Pater Martinus gezonden naar Grantham, in hoedanigheid van eersten katholieken aalmoezenier van het nieuw mitrailjeurskorps, hetwelk kwam gevormd te worden. In dit korps bleef hij gedurende dertien maanden. Op het einde van 1916 vroeg het War Office zijn ouderdom, en eenige dagen later ontving hij bevel te vertrekken naar het Oosten. Zulks was een radikale verandering in zijn toestand, en het War Office de moeilijkheden inziende, beloofde hem den titel van eerekapitein. Eenige maanden later, bij zijn aankomst in Mesopotamië, werd hij genoemd, en het diploma, door den Koning geteekend, kwam hem den 24 December 1916 toe; deze titel gaf hem het recht, het uniform te dragen. Van toen af was Dom De Vidts gelijk gesteld met de ander aalmoezeniers ... Wij vergaten te zeggen, dat onze eerwaarde stadgenoot, rond midden Juli 1916, door het Belgisch leger opgeroepen was. Het War Office schreef dan naar de Belgische Legatie om te vragen, hem in het Engelsch leger te laten, gezien het klein getal aalmoezeniers waarover men beschikte; hetgeen toegestaan werd.
In 't begin dus van 1917 vertrok E.P. De Vidts, met een transportschip naar het Oosten. De reis was niet zonder gevaar. Twee der vaartuigen, die de troepen kwamen halen, werden in den grond geboord, alvorens in de have van Dennport binnen te loopen. De boot van Pater Martinus zelf werd door Duitsche onderzeeërs achtervolgd, en het was slechts dank aan de vaardigheid van den kapitein, en ook aan een vreeselijk tempeest, hetwelk losbrak, dat men kon ontsnappen.
Onze aalmoezenier begaf zich dan met de troepen naar Sierra Leone, vervolgens naar Freetown, waar men generaal Smuts ontmoette, die toen naar Londen kwam om deel te maken van den Grooten Krijgsraad. Nadien trok men naar de Kaap, vandaar op Durban, waar een oponthoud van zes weken plaats had. Van Durban ging het naar Bombay, basis der verzendingstroepen naar Mesopotamië. Van Bombay, waar men eenigen tijd vertoefde, werd de reis naar Bassora aangevangen. Het relaas van veertien maanden verblijf in Mesopotamië breedvoerig beschrijven, bracht ons buiten het bestek van dit werk, en we moeten over veel bijzonderheden zwijgen uit plaatsgebrek. E.Dom Martinus werd eerst gezonden naar de 13e Engelsche divisie, die zich alsdan bevond te Syndia, op den Tiger, een dertigtal mijlen ten noorden van Bagdad. Deze laatste stad kwam juist in de handen der Engelschen te vallen, en onze legers, onder het bevel van den oppergeneraal Maude, togen ten noorden vooruit, naar Teekrit, op de baan van Mennel. Pater Martinus werd naar KhanJadida, voor het “vliegend” hospitaal nr 19, gestuurd. Het was zomer, tijdstip van stilstand, want oorlogvoeren gaat hier niet in dezen tijd van het jaar; tengevolge der danige hitte kon niets ernstigs ondernomen worden. Men had tot 54° 1/2 centigraden in de tenten. Ook leden de troepen geweldig: zich blootshoofd een minuut aan de hitte der zon blootstellen, was doodelijk. Het klimaat deed de Engelsehen meer mannen verliezen, dan de Turken het konden, en nochtans waren de gezondheidsdienst, en de bevoorrading bewonderenswaardig ingericht. Na eenige maanden verblijf in de woestijn, ging Dom De Vidts van Khan-Jadida naar Bakula, eene kleine stad op de Diala, een liefelijk oasis, te midden van palmboomen; men kwam er toe in September 1917, op het oogeublik dat de 14e Indiaansche divisie, onder het bevelhebberschap van generaal Egerton, vooruitkwam naar de bergen van Perzië en zich meester maakte van Charaban. Het verblijf was er zeer kortstondig. Alsdan begon het gevecht van Ramadi, op den Euphraat, en E.P. De Vidts moest naar Feluga, en werd gehecht aan de 15e Indiaansche divisie, bevolen door generaal Brookine, die de voornoemde stad bezette en bijna gansch het Turkseh leger gevangen nam. Na deze schitterende overwinning, in 't begin van 1917 behaald, bereidde men zich tot een nieuwen veldtocht.
Den 7 December 1917 werd Hebron, op slechts 20 kilometers ten zuiden van Jerusalem bereikt, en den 9 December viel de H. Stad in de handen der Engelschen, nadat zij sinds de Kruistochten onder het juk der Turken gebleven was. De Engelschen hadden de eerbiedweerdige te veroveren steden steeds met inzicht zooveel mogelijk ingesloten, ten einde in dezelve groote schade te vermijden: in Jerusalem was geen enkele bom gevallen en geen een gebouw vernield. Een andere slag had plaats op den Euphraat einde Maart 1918, en was even zegerijk. Er bleven om zoo te zeggen geen Turken meer tusschen Hil en Aleppo.
Te dien tijde had in Frankrijk het groot Duitsch offensief plaats, en had men op dit front veel volk noodig. Eenige Engelsche afdeelingen werden bijgevolg uit Palestina getrokken en naar Frankrijk gestuurd. De divisie van onzen stadgenoot moest naar Palestina, om hen te vervangen, en kwam in Egypte, te El Kantara, op het Kanaal van Suez, den 16 Juni 1918. Voegen wij hierbij, dat de Engelschen alsdan reeds, bepaaldelijk den 22 Februari 1918, Jericho hadden bezet.
Gedurende eenige weken werd men op een nieuwen tocht voorbereid, en midden September trok men naar Rentieh, Noord-Oost van Jaffa. De Engelsche generaal Allenby leidde de troepen. Den 19 September 1918, om 4 ure 's morgen s, begon een vreeselijk bombardement; Dom Martinus bevond zich in het heetste van `t gevecht; Nazareth werd ingenomen den 20 September, en de strijd duurde om zoo te zeggen onafgebroken voort. 25,000 krijgsgevangenen, Turken, Duitschers, Oostenrijkers, enz., werden gemaakt, en veel Italianen en Engelschen verlost; 260 kanonnen vielen ten buit. In min dan een maand tijds bereikte men zegepralend Aleppo (Syrië) en de Turken teekenden met hun veroveraars, den 27 October 1918, vrede.
Eerw. Dom Martinus De Vidts, na nog eenigen tijd in Egypte verbleven te hebben als aalmoezenier en leeraar van Fransche taal aan de krijgsschool, werd gedemobiliseerd einde Augusti 1920. Zijne deelname aan de verovering der Heilige Plaatsen en de bevrijding van het H.Graf verwierf hem van Z.H. den Paus het ridderkruis van het H. Graf, en, van de Engelsche regeering, de oorlogsmedalie en de medalie der verbondenen. Met zijne eerw. Zuster Nelly De Vidts, religieuse, der Ursulinen van Waver, die zich gedurende den oorlog, in Engeland, als eene weldoenster van 't menschdom onderscheidde, vormde Eerw. Dom Martinus De Vidts een paar, waarop hun geboortestad mag fier zijn.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Oorlogskroniek der stad Aalst 1914-1918
Moderators: Alostum, david, janlouies
Raymond De Vidts (E.P. Dom Martinus)
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:04 pm
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 6
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:05 pm
Alostum schreef:Deel 6 van "Portretten en karakterteekeningen" van Petrus Van Nuffel, verschenen in "De Duitschers te Aalst" in 1921.
"De politie van het Havenambt bewaakte de schippers, alle beweging op den Dender en de kaaien; de overgang van sluizen of sassen en het zich ophouden in de nabijheid der waterwerken of bruggen was slechts toegelaten aan soldaten en burgers, die daartoe een bewijs hadden bekomen. Onophoudend waren vaartuigen, oevers en bruggen bewaakt door de polizeileuten Ernest, Wilhelm, Willy Fisser (van Hannover), Cürtil (van Saksen- Coburg), Fritz, de inspektor, en Necker.
Onder het lijdzaam toezicht van Fritz gebeurden in het havenbureel der Damkaai walgelijke tooneelen met doodelijken afloop. Die zonderlinge inspektor zocht de personen op, begeerig naar een borreltje, en had er zijn behagen in, die lieden, bij hem in het Havenambt, te ontbieden en brandewijn met heele pinten te doen drinken. Den 15 Februari 1918 had hij den genaamden Petrus De Groodt (Pee Commies) (1) zooveel snaps opgegoten, dat deze met een karretje naar zijn woning, op de Hoogevesten, moest gebracht worden: men dacht een dronkaard te vervoeren en 't was nog slechts een lijk ! ..
Negen dagen later, op 24 Februari 1918, lokte de Wasserpolizeiman een ander slachtoffer binnen, Philemon Steenhout (2) , uit de Walstraat, die, wanneer hij thuis bij vrouw en kinderen weerkwam, in den vloer doodviel ! ...
Van dezen fameuzen Fritz bezitten we ook een briefje, door hem gezonden aan eene vledermuis uit de Peperstraat:
„Meine liebe Charlotte !
Wünsche dir von Herzen recht vergnügte Feiertage. Habe dir durch Joseph schon einmal geschrieben, aber er ist ja fort von Aalst. Bin hier im Lazarett werde in 3 Wochen wieder entlassen, werde dich, mein Liebling, dann wieder besuchen. Hast du mich inzwischen auch recht lieb gehabt ? Will es annehmen. Wenn ich dieses mal nach Aalst komme, will ich mich dir gegenüber benehmen als wie das letzte mal. Bin hier im Lazarett als telephonist (Brüssel). Habe mich 4 tage gut hier amüsiert in Brüssel, grossartig. Will nun schlieszen u. sei recht herzlich gegrüst u, geküszt von deinen lieben Fritz. Viele grüsze an Emma, Marry, Miré, Lisa, ù, die kleine Elvira.”
Necker ook verdient een bijzondere melding. De Ganzennek, zoo werd hij betiteld; alhoewel nog piepjong, was van groot en klein gevreesd; immer trof men hem, per rijwiel, aan in het holle van den nacht, langsheen de oevers van den Dender; de kinderen van den waterkant zagen den Ganzennek in hunne droomen; de grooten loerden op een gunstige gelegenheid om hem in het water te werpen; maar de nietdeug was zoo arglistig als stout, en glibberde telkens als een paling door de vingers. Necker heeft honderden Aalstenaars doen straffen, veel menschen, vrouwen en kinderen mishandeld; de heldendaden van dien 21 jarigen snotbek zullen niet licht vergeten worden.
Ter reizigersstatie kende men de oversten Kienast en Nausel; den ingenieur Kreiss, den betaalmeester Pelsen; de kabienoversten Stache en Langebeck, die vernachtten in de woning van den bouwmeester M. Ach. De Stobbeleir (3), Kapellestraat, waar het veiliger was dan in het station. In het atelier nestelden de ingenieur Edgard Kreull en de kommies Wolfhall, die beiden om het meest stolen; de eerste pikte de lederen riemen, koper, tot zelfs het mobilier; hij had er bovendien een handje van, de werkjongens af te troeven.
Als postsecretarissen hadden wij Krüger en Rumbach, van Mariënburg; Fritzken, een klein springlevend soldaatje, die dagelijks met den zak briefwisseling naar de statie toog, en, Elzasser zijnde, alle Duitschers naar den duivel wenschte; hij kreeg meer dan eens straf om, ter straat, luidkeels de Marseillaise te zingen.
De Postprüfstelling, gevestigd in een huis van 't Esplanadeplein, werd bediend door Martin, een onderwijzer van Keulen, die verbleef in de woning de Cocquéau des Mottes, Albert Liénartstraat, waar hij, in 1917 en 1918, een Duitsche avondschool stichtte. (Tusschen haakjes gezegd: in dit huis werd eene kostelijke schilderij gestolen, maar niet door Martin, want het was een eerlijk man). Martin las met voorliefde de gewrochten onzer Vlaamsche schrijvers en bezat de volledige werken van Hendrik Conscience.
Het magazijn der electriciteit stond onder het toezicht van herr Hugo, die logeerde bij M. Ferdinand De Clercq. Hem wordt ten laste gelegd, dat hij het stedelijk bestuur voor veel honderden marken beetnam.
Te beginnen van Juni 1916 kwam het Slachthuis onder Duitsch beheer: onderluitenant-inspector Beerens, zoon van een cigarenfabrikant te Bremen; verders een onderluitenant, zoon van eenen bankier te Kassel; en een ander onderluitenant, wonende aan de Russische grens; slachtmeesters: Otto en Antoon Rekki, hotelier te Wiesbaden; slachters: Jan, Hans en Hendrich.
In het gebouw der Nederlandsche Poetsdoekenmaatschappij, Fabriekstraat, was eene wasscherij ingericht, waar door een talrijk persooneel, onder 't bestuur van swester Willibrorda, het linnen voor de lazaretten gereinigd werd. Men ontmoette er dikwerf de doctors Meier, Riedel, Hugelmann en Krauss. Deze laatste was de Waterdoctor genaamd, omdat hij voor bijzondere opdracht had, in de huizen het water na te zien. Waar hij binnenkwam, noodigde hij altijd zich zelf uit om mee te eten, hetgeen weinig pakte; waar jong vrouwvolk huisde, zag men met den kwast veel af. Krauss was afstootelijk van gelaat; wanneer hij grinnikte, zag men in zijn wijden tandenloozen mond slechts een paar zwartgerookte, afgeknotte kiezen."
(1) Petrus (Pee Commies) De Groodt is geboren op 08-12-1895 in Aalst. Kaaiwerker van beroep. Pee Commies trouwde met Leopoldina Vindevogel. Leopoldina is geboren op 22-02-1898 in Aalst. Hij leefde nog in 1935.
(2) Philemon Steenhout is geboren op 05-04-1858 in Aalst. Philemon trouwde met Mathilda Van De Walle. Mathilda is geboren op 20-12-1864 in Aalst.
(3) Achile Gustave Felix De Stobbeleir is geboren op 29-07-1871 in Aalst.
Achile trouwde met Maria Josephina Feron. Maria is geboren op 01-06-1876 in Aalst.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
17 september 1915
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:06 pm
Alostum schreef:Alfons Van der Niepen, geboren op 09-04-1889 in Aalst. Alfons is overleden op 17-09-1915 in Hoogstade, 26 jaar oud. Hij is begraven in Hoogstade, B.M.B. 00066.
Notitie bij Alfons: soldaat 3e Linie
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
29 september 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:37 pm
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
SEPTEMBER 29
Verordening : alle varkens van meer dan 80 kg. en 150 koeien moeten worden ingeleverd. Verslagenheid bij de boeren.
Petrus Van Nuffel:
En dan, de opvorderingen, altijd talrijker en meer-eischend ! Den 29 September beveelt hauptman Smidt dat al de varkens, wegende meer dan 80 kilos, en 150 rundbeesten in de statie van Haaltert moeten geleverd worden.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
1 oktober 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:38 pm
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
OKTOBER 1
De Duitsers vragen vrijwilligers om voor hen te werken, maar geen succes. Slechts enkelen boden zich aan. De lonen werden bepaald op 3,5 fr. per dag.
Maar toen kwam het toezicht op verkeer en personen ten strengste op gang. Voor het minste vergrijp kreeg de stad of de persoon in kwestie hoge boete of gevangeniszitten ….
Petrus Van Nuffel:
Met het aanbreken der maand October 1915 verschenen de Duitsche vragen naar arbeidskrachten, die gezien de besliste halsstarrige weigering van ons volk, weldra zou leiden tot het inrichten der beruchte kontrools en van het droefbefaamd Arbeiters- und Meldeamt, en vandaar tot de gedwongen opeischingen. Eerst vroeg men werklieden om te arbeiden aan de baan van Aalst naar Assche, aan een loon van 3,50 fr. daags; vervolgens werd een oproep gedaan tot metsers en schrijnwerkers, slotmakers, dakleggers en kasseiers; die arbeiders moesten den 11 October 1915, ten 9 uur voormiddag, op de Groote Markt vereenigd zijn, en zouden vervoerd worden naar Oostende, Roeselare of Ledeghem. Deze oproep verscheen niet alleen te Aalst, maar ook te Dendermonde en te Lokeren. In de laatste stad had de heer burgemeester Herbert de werklieden vergaderd en sprak hen in dezer voege toe:
“Ik heb u hier doen bijeenkomen om u kennis te geven van eenen brief, die mij door het Duitsch legerbestuur, niet door de Kommandantuur van Lokeren, is gezonden. Gij moet verstaan dat ik niet spreek uit eigen naam, maar wel als tusschenpersoon; het is dus niet mijn eigen meening, welke ik u zal zeggen, doch woordelijk wat er gaande is.”
Hij las den brief, die luidde als volgt:
“Lokeren wordt bevolen een zeker getal (70) metsers, timmermans, schrijnwerkers, dakleggers, slotmakers, glazenmakers te leveren voor Dadizeele. Er zou betaald worden boven kost en huisvesting twee frank per dag. Wanneer er zich geen vrijwilligers zouden aanbieden, moet er gelot worden; leveren moet de stad in alle geval, en de weerspannigen zullen gestraft worden tot zelfs met verbanning naar Duitschland.”
Daarop vervolgde M. Herbert:
“Wanneer die brief mij toekwam, ben ik dadelijk naar de Kommandantuur gegaan om duidelijke inlichtingen. Ik moet u vooreerst zeggen dat Dadizeele ligt in West-Vlaanderen, onder Roeselare, bij Kortrijk, op drie uren van het front, dus buiten de vuurlijn. Ik wilde van den heer oberleutnant duidelijke verklaringen: 1) moesten die werken dienen tot het maken van barakken, loodsen voor de soldaten en ook voor het maken van tranchées ? in dit geval zou ik mij op de Conventie van den Haag beroepen, welke dergelijke opeischingen van inwoners voor militair belang verbiedt en zou ik het, als burgemeester uwer stad, als plicht aanzien hebben u allen het werk af te raden. Men antwoordde mij dat ik gerust mocht zijn; dat die werken alleenlijk dienden voor het maken van woningen voor de burgerij, opdat zij voor dezen winter eene schuilplaats zouden bezitten, dat er aan de werklieden de stellige verzekering mocht gegeven worden dat er daar voor hen geen gevaar dreigt, daar Dadizeele ver buiten de vuurlijn gelegen is; 2) daarop vroeg ik wat er bedoeld wordt met kost en inwoon, en waarin dit bestond ? men antwoordde mij, dat ik u mocht zeggen dat het eten van allerbeste hoedanigheid was en dat er voor goede en gezonde slaapplaatsen zou gezorgd worden; dat er alle tien dagen zou betaald worden en dat er gelegenheid zou worden gegeven om het geld naar ouders, familiën of vrouwen te zenden. Mijne derde vraag was of Lokeren alleen die werklieden moest leveren en waarom men die niet uit den omtrek van Dadizeele nam, waarop mij gezegd werd dat elke stad en gemeente zijn deel moest leveren en dat ook de werklieden uit den omtrek van Dadizeele aan den arbeid gezet waren. Ik vroeg, of allen dit gemakkelijk aanvaardden, en men antwoordde dat er weinig weerspannigen waren, en was er al eens eenen, dat men hem bij den arm nam en bij de andere zette. Ik moet u ook meedeelen wat maatregelen men zal nemen tegen de moedwilligen. Wanneer gij soms zoudt denken, u na de vergadering door de vlucht aan het werk te onttrekken, dan zult gij getroffen worden door het straffen uwer vrouw, ouders of zusters; men zal u bij aanhouding kunnen naar Duitschland sturen, en daarenboven kan de stad gestraft worden. Gij hoort het: vrijwillig of niet, leveren moet de stad in alle geval. Ik vraag dus aan degenen die willen werken, van hier te komen teekenen. Men heeft mij ook nog gezegd dat het nog niet gekend is wanneer de werken juist zullen beginnen en of ze kort of lang zullen duren. Ik herhaal nog eens: al wat ik hier gezegd heb, is mij medegedeeld; ik heb er geen woord bijgedaan, ik deed er ook geen woord af.”
Al de aanwezige werklieden verlieten de zaal, zonder te teekenen.
En zulks gebeurde ook te Aalst: niemand beantwoordde den oproep.
Ander aanmaningen betroffen de uitgewekenen, de burgerwachten en de vreemdelingen.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
4 oktober 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:39 pm
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
"Zoo naderde het tijdstip der verjaring van de indiensttreding des heeren Jaak Van den Bergh als waarnemend burgemeester der stad, en het gemeentebestuur had er aan gehouden, dit oogenblik te baat te nemen om hem een plechtige hulde te brengen. In de raadszitting van 4 October 1915 stond de achtbare heer schepen Felix De Hert recht, en vertolkte, in warme bewoordingen, de erkentelijkheid van al de raadsleden.
Bij deze hulde sloten zich aan het stedelijk Onderstands- en Voedingskomiteit, het Politiekorps en tal van maatschappijen der stad."
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
6 oktober 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:40 pm
Alostum schreef:Lodewijk Van Herreweghe, overleden op 06-10-1915 in Diksmuide.
Meer gegevens ontbreken.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
9 oktober 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:40 pm
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
OKTOBER 9
De Duitsers gaan zelf in de fabrieken koper, brons en andere edele metalen uitbreken. Daarmee kwamen weer fabrieken stil te vallen.
Petrus Van Nuffel:
Den 9 October vraagt men 't koper en 't brons uit fabrieken en brouwerijen.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
10 oktober 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:41 pm
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
OKTOBER 10
De bezetter eist de onmiddellijke inlevering van 200.000 kg. hooi.
Petrus Van Nuffel:
Den 10 October vergt men, onder bedreiging van 5000 mark boet, 200,000 kilos hooi van de eerste snede
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
2 postkaarten uit 1915
Geplaatst: 22 Mei 2010 12:44 pm
Alostum schreef:Twee postkaarten "Feldpost" uit Aalst 1915
"Alost" Postkantoor op de hoek van de Hopmarkt en de Nieuwstraat.
Feldpost - 53 Reserve-Division - datum 2-2-1915
"Alost - Ecole des Pupilles de l'armée" Pupillenschool aan de Graanmarkt
Feldpost - Landsturm Infanterie Bataillon Kompagnie Hersfeld - datum 6-3-1915
Het zou een grote hulp zijn mocht er iemand de tekst kunnen transcriberen in het nederlands
Alvast bedankt.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
Terug naar “Eerste Wereldoorlog”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten