Berichtdoor willykiekens » 22 Jan 2015, 14:41
Bocqué was inderdaad de cafébaas, maar had ook een functie bij de Iëndracht, trainer of zo iets maar niet van de eerste ploeg. Hoe gek ook maar ik kan me de naam van de café niet herinneren, iedereen zei "bij Bocquéken".
Het was in eerste instantie een caféken waar in de week de match van de zondag met allerlei combinaties duizend keer herspeeld werd. Doordat het zo klein was had men ook vlug het gevoel van gezelligheid en wanneer men gehaast was kon men proberen er voorbij te geraken, ik zeg wel proberen want dat lukte praktisch nooit, altijd stond er iemand binnen die u herkende en dus ook binnen riep, want drinken deed je er niet alleen. Aan de toog had men in de voormiddag diegenen die kwamen voor een aperitief; na de middag diegenen dat hun eten niet wou zakken of er nog stonden van de voormiddag; in de namiddag diegenen die van hun werk kwamen of in 't stad boodschappen gedaan hadden en 's avonds diegenen die naar een vergadering gingen of er van kwamen plus die dat vonden dat er geen "kloten" te zien was op TV. Bij het binnen komen werden alle aanwezigen begroet. Met één of twee passen was men aan de toog en zei men: " ver moë est e pintjen en geift die manen ier on den toeëg oeëk iet". Waarop de repliek kwam: " Jommer den ... ei just iet gegeiven, wa drinkte ver em". Zo ging dat maar door en stilaan begonnen er over te schakelen op een"vaasken" want zeggen dat ge niets moest hebben was schadelijk voor den patron.
Zo ging het er bijna iedere dag aan toe, lachen en zwanzen en voorten flikken. Zo herinner ik me dat de bazin( een mensh uit de duizend) aan Felix De Nul ( oom van de twee huidige ondernemers) vroeg of hij niet wat stoofhout had voor de kachel in de café. Natuurlijk had Felix dat en hij zou het de volgende zondagmorgen meebrengen. "Bedankt ein Mr. Felix en wat drinkte?"
De volgende zondagmorgen voor negen uur was Mr Felix er met het stoofhout dat vlak tegen de deur afgeladen werd, .....een volgeladen vrachtwagen met kipbak. Die morgen heeft het een tijdje geduurd voor men aan de toog iets kon drinken, ik zeg wel aan de toog want een Aalstenaar trekt altijd zijnen plan en zeker om aan een pintje te geraken. Een paar uren later wist gans Aalst dat ze bij Bocqueken hun hout voor de winter binnen gedaan hadden.
.