Sint Antoniusgilde, busschutters

Alles over de Aalsterse schuttersgilden (voetboog-, handboog- en busschutters), literaire en muziekgilden.

Moderators: Alostum, david, Jerommeke, janlouies

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 10952
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Sint Antoniusgilde, busschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 10:10

St. Antoniusgilde, busschutters.

Algemene geschiedenis.


Het wapen was de bus, een lontslotgeweer, de voorloper van de musket.
Bij dit soort wapen werd bij het overhalen van de trekker het gloeiende uiteinde van een lont in de kruitpan gedrukt waarmee de hoofdlading ontstoken werd.
Rond 1515 ontstond een zwaardere versie, de zogenaamde haakbus (Arquebuse), waar aan de loop een soort van haak was bevestigd.
Aan deze haak kon het wapen worden opgehangen maar de haak kon ook achter een tak of muur worden gehaakt om tijdens het afvuren de zware terugslag op te vangen.

Beide soorten hadden een gladde loop en schoten ronde loden kogels af, in het algemeen door de schutters zelf gegoten.
Het kaliber varieerde doorgaans van .69 tot .85 (17,5 tot 21,6 mm), de kogels hadden een gewicht tot 25 gram en een bereik tot ca. 50 meter.
Om ten tijde van oorlog de verwondingen groter te maken, werden de kogels soms ingekerfd of werden ze per twee door middel van een kleine ijzeren ketting met elkaar verbonden.
Er kon ook schroot of hagel worden gebruikt, het wapen schoot dan in een gespreid patroon, zodat nauwkeurig richten niet nodig was.
Het laden was tijdrovend, geoefende schutters haalden een vuursnelheid van één schot per minuut.
Beide wapens waren niet al te doeltreffend door de gladde loop, vervorming van de loop door de hevige warmteontwikkeling en vervuiling door het gebruik van zwart kruit.
Ook de over het algemeen zelf gemaakte kogels droegen niet bij tot de nauwkeurigheid.

De Aalsterse gilde.

De leden van deze Aalsterse schuttersgilde werden aanvankelijk "Cuelueverniers", "Colovriniers", "Kolveniers" of "Bussenieren" genoemd.
Cueluevernier, Colovrinier en Kolvenier zijn afgeleid van "Coulevrine", de Franse benaming van dit soort wapen".

De gilde werd in 1509 door Steven van Liedekerke opgericht in de Keyzerstraat, later het “Sinte Antheunis straetken” genoemd naar het aldaar gelegen St. Antoniushof.

In een stadsrekening van 1509 werd vermeld:
“By ghelycken laste es betaelt gheweest den ghezellen vander nieuwer gilde vanden Colovriniers binnen deser stede, die by den advise vande wet ende rade vander stede onlancx leden anghenomen hebben omme te spelene ende schietene met handcoloveren ende harcquebussen ende der stede daermede te dienene, tot den ghetale van XXX personen, omme daermede te coopene elcken rugghe ende tuych, de somme van IIII liber parisis ende XLVIII liber parisis."

Eén jaar na de oprichting werden de statuten schriftelijk vastgelegd op 12 augustus 1510:
“sMaendaeghs XIIen dach der maendt van Augusti int jaer duust vijf hondert ende tiene”.

De belangrijkste bepalingen uit deze statuten, ook “Caerteregels” genoemd, waren:

⦁ Er zullen 30 beëdigde ”Cuelueverniers” zijn die er zich toe verbinden om een “rugghentuych”, een bus, een vierendeel buskruit en een half pond gegoten lood thuis te bewaren, “ghestoffeert alzoot behoort”.
De deken, gezworenen of één van de afgevaardigden mogen ten allen tijde als het hen belieft hierop controle uitvoeren.
Zij mogen de “deffaillanten calengieren” met een boete van 5 schellingen parisis.
⦁ Alle drie jaren zullen de schutters zich een gildekleed doen maken, kleur en vorm wordt door het bestuur bepaald.
⦁ De schutters moeten de heer en de wet hulp en bijstand verlenen telkens als zij daartoe worden opgeëist.
Zij krijgen hiervoor hetzelfde loon als de handboogschutters voor dezelfde dienst.
⦁ Schieten de busseniers op last of verzoek van de stad dan worden de onkosten van lood en kruit door de stad betaald.
⦁ Het is de leden verboden te schieten naar reigers, zwanen, “voghelen van riviere”, duiven of dergelijke.
⦁ Het gilde krijgt jaarlijks een vergoeding van 4 pond groote, bovenop de som van 6 pond parisis voor een jaarlijkse prijs in het schietspel, voor de wekelijkse zondagsoefeningen wordt een stoop wijn (2,4 liter) voorzien.
⦁ Nieuwe leden boven de eerste 30 moeten bij hun indiensttreding 2 schellingen groote betalen, krijgen geen stadstoelage en tijdens de oefeningen zijn de kosten voor lood en buskruit voor eigen rekening.
⦁ Sterft één van de 30 beëdigde leden dan wordt zijn plaats ingenomen door de beste schutter van de overige leden.
De benoeming gebeurt pas na advies van de heer, wet, hoofdmannen, deken en gezworenen.
De doodsschuld van de dekens of de gezworenen bedraagt 2 schellingen groote, voor de overige leden 12 grooten.
⦁ Personen die hulp genieten van de “Armendis” (voorloper van het O.C.M.W.) worden niet aangenomen als lid, evenals personen die “teeckenen vanden Heilighen Gheest” vertonen.
Gehuwde mannen die "met anderen vrouwen converserende dan met hunnen ghetrouwden wijve" worden eveneens niet aangenomen.
⦁ Alle drie weken van Pasen tot “Bamesse” (1 oktober) zijn alle leden verplicht te komen schieten in het gildehof, “omme te beter te continueren huerlieden spel”.
⦁ Elke twist of geschil onder de leden moet aan de eed (bestuur) worden voorgelegd, als de twist niet wordt beëindigd bedraagt de boete twee pond was.
⦁ Gebruik van "quade” woorden of beledigingen, het aangaan van weddenschappen tijdens de prijsschietingen of het vernoemen van "den zwarten ende leelijcken man" (de duivel) wordt bestraft met een boete van 3 deniers parisis "ende die terstondt aleer hij uuten hove zal gaen, moeten uplegghen ende betaelen up dobbel gheldt ende boete, of hij zal daervoren uuten hove moeten bervoet gaen totter plaetse toe, daer de ghezellen zullen gaen drincken".
⦁ De schieting naar de koningsvogel wordt gevolgd door een maaltijd, verplicht voor alle 30 beëdigde leden. Afwezigen moeten als boete de helft van het gelag betalen.

De statuten werden gelezen en goedgekeurd door:

“joncheere Steven van Liedekerke, sciltcnape, Heere van Heestert ende van Zulte, den hooftman ende by den deken ende ghezwoornen van desen gulde ende confrarie in de presentie van Jan de Splijtere, poortbailliu van Aelst ende stedehouders van mijnen heere den hoochbailliu vander stede en lande van Aelst ende van scepenen derzelver stede, zo was tselve concept ende overdrach bij accorde van hen allen gheconsentheert ende bij elcken van hemlieden gheaccordeert ende van elcken alzo verre alst hem aengaen mochte ghewillecuert.
Present ende int scependom Philips Stommelins, Jacob Sluus ende hueren ghesellen”.


Enkele bepalingen uit deze statuten werden later naargelang de omstandigheden gewijzigd.
Zo werd in de tweede helft van de 16 de eeuw het aantal beëdigde leden op 50 gebracht.

De gilde had hun “Caemer” naast het St. Antoniushof.
De “Caemer” staande op de hoek van de Lange Ridderstraat, naast de Kattestraat (1677), “met de twee nieuwe gebauwde huyzen, d’een zyde het huys van sieur Geeraerd Michiels ende d’andere zyde stadsstallingen” (1782).
Naast de gildekamer was het “St. Antoniushof”, “met twee peerden en eene coe, commende den hof teghen de vesten”.

In 1579 hielden zij in deze straat in "'t Hof ten Gasthuse" hun schietoefeningen, ondanks het verzet van de iets verderop wonende Grauwe Zusters.
Het lokaal van de kolveniers werd later in de 16de eeuw volledig vernield door opstandelingen.

In 1596 en 1598 kreeg de gilde aanzienlijke financiële steun van het stadsbestuur voor het herbouwen van hun lokaal:
"..... by de rebellen gedemoleert, int regardt dat tzelve gulde gheen incommen heeft ende dat de ghemeene guldebroeders, als weesende de meerdere deele arme schamele ghesellen de middelen niet hebbende omme de groote costen de ghedoogen....."

Het lokaal had in de 17de en 18de eeuw veel te lijden van de soldaten die er af en toe verbleven.
Het werd zelfs door de onachtzaamheid van de soldaten volledig door brand verwoest.
Boven de 25 pond groote door het stadsbestuur gegeven moesten zij nog een lening aangaan van 300 gulden om het in behoorlijke staat te herstellen.
De herstellingen werden niet uitgevoerd maar in 1725 werd, vermoedelijk op de plaats van het oude, een nieuw lokaal opgericht.
Het nieuwe lokaal werd in pacht gegeven, met uitzondering van de grote en kleine gildekamer en het schietplein.
De pachter mocht er geen herberg houden en de opbrengst van wijn en bier op de schietdagen verbruikt kwam ten goede aan de schuttersgilde.
Door schulden bezwaard besloot de gilde in 1791 twee kleine huizen, die haar eigendom waren in de Lange Ridderstraat, te verkopen.
Om onbekende reden ging deze verkoop niet door en in 1792 werden de huisjes met 72 roeden hof verpacht voor de som van 110 gulden.
Hadden de kolveniers de verkoop toch uitgevoerd dan zouden ze nadien niet beroofd zijn van hun eigendom.
De Fransen verkochten immers dit lokaal ten behoeve van de staat op 7 Ventose jaar VI (25-02-1798) aan de heer Van Der Linden.

De stadstoelage werd rond het einde van de 17de eeuw verhoogd naar 90 pond parisis
In het begin van de 18de eeuw werd het jaarlijks inleggeld bepaald op 6 stuivers en het inkomgeld op 1 gulden.
De volgende leden werden vrijgesteld van kosten: hoofdman, deken, koning, boekhouder, kapitein, alferis (vaandeldrager), griffier, schilddrager en baljuw.
Een rekening van 1703 toonde aan dat nieuwelingen werden gedoopt.
“Noch betaelt over theeringhe ende gheleverde wijnen, ghedaen int doopen vande incommelinghen, ter somme van XXIII gulden X stuivers”.
In hetzelfde jaar was het totaal aantal leden al opgelopen tot 108, twee jaar later tot 111.
In 1732 werd door het stadsbestuur bepaald dat er, gelijk in de andere schuttersgenootschappen, twee dekens moesten worden aangesteld.
De koning van de gilde genoot, gelijk die van de andere schuttersgilden, vrijstelling van accijnzen op 12 tonnen bier en op al het hout door hem gebruikt.
In 1775 werd dit gewijzigd in een stadstoelage van 3 gulden per jaar, ten behoeve van de ganse vereniging.

De Aalsterse busschutters bezochten andere steden om deel te nemen aan schietwedstrijden waar zij verscheidene prijzen behaalden.
Hun eerste wedstrijd was in 1519 in Oudenaarde.
In 1562 werden zij in Oudenaarde feestelijk met een banket op het stadhuis ontvangen.
Dit feest kostte toen aan de stadskas van Oudenaarde niet minder dan 341 pond parisis.
Tijdens een wedstrijd te Gent in 1670 schoot de Aalsterse koning de zilveren vogel en behaalde zo de eerste prijs.
Nog te Gent in 1760 schoten de Aalstenaars behalve de hoofdvogel nog drie prijsvogels en vergaarden zo de som van 12 pond groote.
In 1767 weeral te Gent tijdens het jubelfeest van St. Macarius wonnen de Aalstenaars de gouden medaille voor het "schoonste inkomen", zij vertoonden er zich “met alle teekens van eere, te weten met slaende trommel, vliegende vaendel, met twee stukken kanon, getrokken door zes manspersoonen, verbeeldende wildemans”.
Jonkheer J. de Crombeen de ter Beken schoot een prijsvogel ter waarde van "30 pond rozetin", P. Meganck schoot de zilveren vogel.
Op 5 augustus 1821 behaalden zij in Oostende de ereprijs, een gouden medaille.

De stad Aalst richtte eveneens verscheidene wedstrijden in waar vele steden aan deelnamen.
In 1754 kwamen de Gentenaars naar een Aalsterse wedstrijd maar eens ter plaatse weigerden zij deel te nemen omdat zij tussen de deelnemers de gilde van Dendermonde opmerkten die volgens hen "geen vrij gheoctroyeert gilde" was.
Op 30 augustus 1768 werden alle busseniersgilden van Vlaanderen, Brabant en Henegouwen in Aalst uitgenodigd.
De prijzenpot voorzag als eerste prijs een zilveren koffiekan ter waarde van 135 gulden, als tweede prijs twee zilveren kandelaars ter waarde van 77 gulden en als derde prijs een geldsom van 67 gulden.

Behalve het patroonsfeest en de koningsschieting was er tijdens de 18 de eeuw nog een derde feest, waarop geschoten werd naar de Koningshesp.
Vermoedelijk maakte dit feest deel uit van de aanstelling van de nieuwe koning.

Een inventaris van alle aan de kolveniers toebehorende en in het gildelokaal bewaarde voorwerpen, opgemaakt in 1796 vermeldt o.a.:
⦁ Een zilveren wijzer.
⦁ Een schilderij, voorstellende de Bekoring van St. Antoon
⦁ Een piek met hellebaard, enz.
⦁ De gildebreuk, gewogen op een gewicht van 41 oncen en 10 ingelschen en geprezen op een waarde van 116 gulden en 4 stuivers.
Dit ereteken door de koning gedragen was versierd met verzilverde en vergulde ornamenten en eindigde met een schild waarop het beeld van de schutspatroon met het traditionele varken.

Evenals al de andere schuttersgilden hadden de kolveniers hun eigen kapel in de St. Martinuskerk, die zij in 1555 nog aanzienlijk herstelden.
Zij lieten deze kapel over aan de vleeshouwers en namen de H. Kruiskapel in gebruik waar in 1728 met toestemming van de gilde, door het kerkbestuur het beeld van de gekruisigde Christus werd geplaatst, onder de voorwaarde dat het altaar altijd zou gebruikt worden voor de mis op de patroonsdag en ’s anderendaags voor het requiem.
Vermoedelijk vanaf 1721 werd jaarlijks een prentje met de afbeelding van St. Antonius aan de leden uitgedeeld.
Spijtig genoeg is geen enkel van deze prentjes bewaard gebleven.

Onder de wel bewaarde voorwerpen bevindt zich buiten de breuk o.a. de in 1767 te Gent verkregen gouden medaille met de twee volgende chronogrammen of jaarschriften:

DestIné à ganD poUr Le pLUs granD LUstre et brILLant. (DIDULLUDLUILL = 1767)
Donné à CaUse DU JUbILé Des Confrères. (DCUDUJUILDC = 1767)

Tijdens een nationale wedstrijd in 1860 behaalden de zeven deelnemende Aalsterse schutters zeven prijzen: een zilveren beker, een gedeeltelijk vergulde zilveren suikerpot, twee oorlogskarabijnen en een aantal zilveren lepels en vorken.
Gedurende lange tijd bleven de activiteiten van de gilde opgeschort en het was slechts in 1871 dat door de verdienste van penningmeester Jozef Van De Maele de gilde herleefde.
In 1919 schonk de gilde een nieuw altaar, gesculpteerd door onze stadsgenoot Robert Van Caelenberg, bestaande uit twee gebeeldhouwde panelen.

Enkele bekende dekens van de gilde waren o.a., J. B. Meganck (1788), J. B. Dommer (1808), Lodewijk Meert (1833 en 1839), Lodewijk Burny (1860), Frans Monfils (1862).

Bronnen:
Geschiedenis der Stad Aalst, Frans de Potter & Jan Broeckaert
Aalst, Historiek der Oude Straten, Petrus Van Nuffel
Heiligenverering te Aalst, Jos Ghysens
1000 jaar Aalst Waar is de tijd
Geschiedenis der straten van Aalst, Jos Ghysens
Encyclopedie van wapens
Eigen foto's (met dank aan het stadsmuseum van Aalst)

Schild
Afbeelding

Het bovenstaande schild is door de tand des tijds onduidelijk geworden.
Een tekening maakt het iets duidelijker.
Afbeelding

Breuk.
Afbeelding

Detail.
Afbeelding
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 10952
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Antoniusgilde, busschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:28

Geplaatst: Do Jun 20, 2013 10:28 pm

El Yannicko schreef:Die 1509 lijkt op die foto meer op een 1309.
Of leken vijven toen meer op drieën? mogelijk.
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 10952
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Antoniusgilde, busschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:30

Geplaatst: Vr Jun 21, 2013 12:30 am

esja schreef:is nogthans op de foto een duidelijke (geinclineerde), vijf, maar de tekening geeft die niet goed weer
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss


Terug naar “Aalsterse Gilden”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 1 gast

Advertentie