Tussen september 1939 en mei 1940 werden een aantal wetgevende maatregelen genomen om verdachte buitenlanders en Belgen te interneren.
- De besluitwet van 12 oktober 1918, waarmee de minister van Justitie buitenlanders en verdachte elementen beperkende maatregelen kon opleggen, was van kracht sinds België in staat van oorlog was vanaf 26 augustus 1939.
- De besluitwet van 28 september 1939 over ‘ongewenste vreemdelingen’. Buitenlanders die illegaal op het grondgebied verbleven of waarvan de aanwezigheid schadelijk kon zijn voor de veiligheid van het land konden zonder formaliteiten door Justitie geïnterneerd worden.
- De wet van 22 maart 1940 ‘ter verdediging van de nationale instellingen’ bevestigde de uitgebreide bevoegdheden en richtte ook een Centraal Coördinatiecomité op (onder Justitie).
- De staatsveiligheid werd opgericht, dat bevoegdheden van de voormalige Openbare Veiligheid en de Militaire Veiligheid samenvoegde.
- De staat van beleg werd afgekondigd bij de Duitse inval van 10 mei 1940. Nu werd ook nog eens de besluitwet van 11 oktober 1916 van kracht, waardoor de minister van Landsverdediging alle macht van de ordehandhaving centraliseerde. Ook de Staatsveiligheid hing nu af van Landsverdediging. Dit ministerie kon een regime van beperkte bewegingsvrijheid opleggen aan buitenlanders, verdachten, of mensen die de militaire operaties konden belemmeren.
- Op 8 mei 1940 werd een besluit goedgekeurd om burgers van landen waarmee België in oorlog was te interneren.
- Op 10 mei 1940 werd een KB goedgekeurd, waardoor de militaire overheden het volledige gezag kregen over alle ordediensten.
Het waren de parketten, het militair gerecht en de ordediensten (politie en rijkswacht) die overgingen tot de aanhoudingen. Vanaf 10 mei 1940 melden verdachten zichzelf aan of werden aangehouden. De Generale Staf van het Leger was verantwoordelijk voor de internering, de bewaking en het transport. Door de snelle Duitse opmars liep er nogal wat mis, de aanhoudingen en transporten gebeurden in grote chaos.
In Aalst kreeg adjunct-commissaris Alfred De Veylder op 10 mei rond 10 uur melding dat er aan het station een vreemdeling rondhing die informeerde naar een zekere Friederick Kurt Bruno van Duitse nationaliteit. De vreemdeling werd gevonden en aangehouden, het ging om Klaus Emiel Anton, geboren te Wansdorf (Tsjecho-Slowakije) op 23 oktober 1908 en verblijvende te Aalst in de Ridderstraat 34. Hij was bevriend met Kurt, die sedert drie jaar in Aalst woonde.
Twee Duitsers, werkzaam in de firma Bosteels, Erembodegemstraat, werden door de agenten Louis Paelinck en Benjamin Bombeeck gearresteerd en overgedragen aan de rijkswacht.
Het waren;
- Phond Fritz Albert, ° Chemnitz 21/01/1906, meestergast-mecanicien, Esplanadestraat 6. Hij had een werkvergunning tot 24/04/1941
- Friederick Kurt Bruno, ° Göppersdorf 1909, monteerder, Statieplein 13. Hij had een werkvergunning tot 21/06/1940.
Beiden werden door de rijkswacht ter beschikking gesteld van de Procureur des Konings te Dendermonde.
Jordans Heinrich, ° Gladbach 16/09/1902, werd door de rijkswacht aangehouden.
Frauenrath Nikolaas, ° Aken 24/05/1914, kasseiwerker, Duivekeetstraat 19, werd door de politie aangehouden.
Beiden werden overgedragen aan de Procureur des Konings te Dendermonde. Volgens Jos Ghysens was de laatste (Nicolaus Zauenrath) van Joodse afkomst. Zijn vrouw en dochtertje werden op 22 mei 1943 door de Duitsers aangehouden, het meisje mocht enkele dagen later naar haar tante in Impe gaan.
Bronnen:
NICO WOUTERS, De NMBS en de deportaties, 2023
JOS GHYSENS & JACQUES DE VOS, aalst zomer 1940, 1975
S.A.A. – P.V.’s 1940