29/09/1914 vernieling 2 schilderijen

[Alostum]

Geplaatst: 19 Feb 2013 10:43 am

Petrus Van Nuffel maakte op 2 februari 1919 in opdracht van het College van Burgemeester en Schepenen een verslag op over de moedwillige vernieling van 2 kunstwerken, de schilderijen van Jozef Meganck en L.J. Lebrun op 29 september 1914.

Wij opsteller hebben bestatigd, korten tijd na de beschieting en inneming der stad door de Duitsche legerbenden, bepaaldelijk in de loop der maand October 1914, dat de inrukkende benden zich meester hadden gemaakt van de groote feestzaal van het Landhuis. De deuren lagen verbrijzeld, de kroonluchter van de ingang vernield, de gordijnen en stors gescheurd, de spiegels stuk geslagen en gansch den inhoud der feestzaal overhoop geworpen. De versieringschilderij der zaal insgelijks was zeer geschonden. Verders stelden wij het volgende vast: in de linkervoorkamer van de groote feestzaal hangt een schilderstuk, verbeeldende “Le Christ guérissant un enfant posséde” groot 1m70 op 2m25 en geschilderd door Jozef Meganck (1807-1891) ten jare 1833, te Parijs in het werkhuis van David d’Angers. Dit tafereel is doorploegd aan flarden gereten door sabel- en bajonetsteken en op verschillige plaatsen doorboord en gescheurd. Tegen de wand van het uiteinde der zaal prijkt een tafereel, groot 2m70 op 2m20 verbeeldende en voor opschrift voerende: “Jacques Van Artevelde et les corporations des métiers de Gand. Médaille d’or, décédé à M.L.J. Lebrun à Bruxelles. Arête Royal 4 Septembre 1875” geschilderd te jare 1875 door J.L. Lebrun (1842-1900) in leven bestuurder der Stedelijke Teekenacademie der stad Aalst. Ook dit schilderstuk was doorploegd, op gansch zijne lengte, door sabel- en bajonetsteken, de wezens der hoofdpersonen van de samenstelling waren doorkorven, met het klaarblijkend inzicht het tafereel teenemaal te beschadigen en alle waarde te ontnemen. Het is bij onze wete en het blijkt uit de Stadshandvesten, dat de schilderij van Jozef Meganck door de vervaardiger aan de stad Aalst afgestaan werd voor de som van 1200 fr als dankbetuig voor de opvolgenlijke hulpgelden, die hij van stadswege ontving tot voltrekking zijner kunststudieën, dat het tafereel van L.J. Lebrun door de stad Aalst, met ondersteuning van een hulpgeld der Provincie ten jare 1875, voor de som van 11.000 frank werd aangekocht.
De herstelling der schilderstukken waarvan kwestie, geschiedde in de maand Juni 1917 en werd toevertrouwd aan de zorgen van den EP. Taeymans Hendrik Lodewijk Cornelia S.J. geboren te Turnhout den 18 Juli 1874 en woonachtig ter stede, Brusselschestraat 13 en van De Mette Karel Maria Jozef Cornelius, versieringsschilder, geboren te Aalst den 10 Mei 1867 en wonende alhier Groote Markt 25.




bronnen:
- S.A.A. PV. 02/02/1919
- https://plus.google.com/photos/10270652 ... src=pwrd1#

wordt vervolgd

[Alostum]

Geplaatst: 21 Feb 2013 08:06 pm

Ook Gustaaf De Clercq, ° Hillegem 14/06/1868, stadsbode, Grote Markt 3, gaf in hetzelfde verslag relaas van wat hij zag:

Ik heb tijdens de beschieting van Aalst gedurende de dagen van 27 en 28 september 1914, de stad niet verlaten. Den 29 september 1914, rond 10 uur ’s morgens waagde ik mij op het Landhuis te komen. De koer en al de bureelen waren opgepropt met honderden dronken soldaten, die met het blanke wapen in de vuijst, alles vernielden wat hen onder de handen viel. Die soldaten behoorden tot het Duitsch leger, het grootste getal droegen pinhelmen en hoorden toe aan onderscheidene wapens. Van den koer, waar een 4000 flesschen wijn lagen, begaf ik mij naar de Groote feestzaal. De paneelen der groote vleugeldeuren waren ingestampt en verbrijzeld. Boven gekomen zijnde, bemerkte ik dat de schilderij van Lebrun reeds aan stukken gekapt was. Ander soldaten sloegen een der groote spiegels in gruis. Ik sprong vóór hen en wilde verdere baldadigheden beletten, doch de dronken soldaten dreigden mij te zullen omver steken. Zij togen naar het tafereel van Meganck en rukten deze schilderij met sabels en bajonetten aan flarden. Mijne tusschenkomst kon niet baten om dit alles te beletten, want terwijlent waren andere soldaten bezig met de stors, de gordijnen en de vaderlandsche vlag, die aan den gevel wapperde, te vernielen. Ik was dus geruimen tijd lang, verplicht de vernieling bij te wonen, zonder dat ik in staat was de minste poging daartoe te verijdelen.

bron: S.A.A. PV. 02/02/1919