Van der Elst Petrus Firmin - Politiek gevangene?

Moderators: Alostum, david, janlouies

Gebruikersavatar
Alostum
Site Admin
Berichten: 13002
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 15:27
Locatie: Aalst

Van der Elst Petrus Firmin - Politiek gevangene?

Berichtdoor Alostum » 31 Okt 2020, 19:40

Van der Elst Petrus Firmin (alias Mon van Geniekens),° Aalst 06/05/1868, werkman, St.Annaweg, kreeg een erkenning als "Politieke gevangene", het legermuseum in Brussel bewaart er zijn dossier (K.L.M. persoonlijk dossier P.P.048231);

Hij werd op 10/03/1915 door de "Duitsche Krijgsrechter van Aalst" tot 18 maanden en 19 dagen veroordeeld wegens telefoondraden doorgesneden te hebben. Hij zat gevangen in het kamp van Hanrad (D) en kwam vrij op 10/09/1917.
Volgens hem was hij "onschuldig beticht telefoondraad doorsneden te hebben ten voordeele der Belgische soldaten".


Maar een proces-verbaal opgemaakt door adjunkt-politiecommissaris Petrus Van Nuffel op 11 augustus 1919 trekt deze erkenning toch zwaar in twijfel;

Hij verklaarde:
“Ik heb den klachtbrief aan den Heer Procureur des Konings gestuurd, ten einde de genaamde Matthijs Maria, vrouw Claus Gustaaf, te doen vervolgen om mij onplichting door de Duitschers te doen straffen. Den 10 Maart 1915, heeft deze vrouw mij bij het Krijgsgerecht aangeklaagd, als zijnde plichtig aan het afsnijden en stelen van telefoondraad. Zij hield zulks voor de Duitsche Krijgsrechtbank staande, en ik werd veroordeeld om naar Duitschland verbannen te worden, alwaar ik gedurende 18 maanden op cel gezeten heb, waaronder 6 maanden zonder brood. Mijne gezondheid is daardoor gekrenkt, en ik kan niet meer werken. Ik moet hier bijvoegen, dat de Duitsche feldgendarmerie mij in mijn woning aangehouden heeft op aanduiding van zekere Frederik Walleze, die toen ter tijde bij Matthijs Maria werkzaam was.
Matthijs Maria heeft gepoogd de genaamde Hunninck Leonie te overhalen om in deze zaak een valsche getuigenis te willen afleggen, en beloofde daarvoor een halve zak aardappelen. Die vrouw heeft geweigerd zulks te doen en volharde in haar weigering op het Krijgsgerecht.
De klacht van Matthijs Maria spruitte voort uit wraak.
Tijdens de vlucht (September 1914) onzer bevolking, had zij uit de pakken van Emma Hendrickx een gouden ketting gestolen, en omdat ik, op haar verzoek, weigerde dit juweel te gaan verkoopen en Hendrickx Emma, daarover heb ingelicht, heeft zij mij onschuldig doen veroordeelen. Zij wist ook, dat het ter mijne kennis was dat zij aan Joanna Van der Elst een paar schoenen te koop had aangeboden, die gestolen waren uit de pakken van den politieagent Van Malderen.
Ook haar man Claus Gustaaf heeft, tijdens de vlucht van De Smedt Jozef, te diens nadeele 2500 kilos aardappelen van zijn hof weggehaald. Dit is gezien geweest door Bogaert Camiel, Bogaert René en Bogaert August.
De getuigen zullen verders de gegrondheid mijner klacht ten stelligste bewijzen.”


Hunninck Leonie, echtgenote van Verleysen Frans, ° Haaltert 28/04/1867, huishoudster, Bergemeersenstraat 39, verklaarde:
“In den loop der maand Maart 1915, de juiste dato herinner ik mij niet meer, kwam Matthijs Marie, met Louise De Malderie (vrouw Walleze Fredeik) mij vragen vóór de Duitschers eene valsche verklaring af te leggen, met de belofte mij daarvoor een halve zak aardappelen te zullen geven. Zij vroeg mij namelijk haar het plezier te willen doen te verklaren dat ik Van der Elst Petrus Firmin gezien had, op de brug, met een voertuig en 100 kilos koperdraad, getrokken door een wit paard. Ik weigerde uitdrukkelijk dit laf aanbod te aanvaarden, alhoewel zij steeds aandrong, en zegde; “’t is hij, Van der Elst, die uit de voeten moet; hij moet weg naar Duitschland”. Wat later kreeg ik het bezoek van Duitsche soldaten, die me dwongen de beschuldiging staande te houden, mij vastpakten en mishandelden; ik antwoordde hen: “Voor de dood niet!” ’S Anderendaags, om 5 uur ’s avonds, kwam Walleze Frederik mij hetzelfde schandig voorstel doen; hij was in gezelschap van een Duitsch officier en zegde mij: “Gij krijgt van vrouw Claus (Matthijs) een halve zak aardappelen. Zeg het maar. Als Van der Elst uit de voeten is, dan zijn we ver genoeg”. Tengevolge mijner hardnekkige weigering werd ik op het Krijgsgerecht gebracht, en daar heeft men ook door alle middelen gepoogd mij te doen liegen. Ik was echter niet te bewegen.
Matthijs Maria heeft daar Van der Elst beschuldigd van den diefstal van telefoondraad, en de ongelukkige werd veroordeeld tot 18 maand gevang”.


Hendrickx Emma (Joanna), ° Aalst 24/07/1864, weduwe van Egidius Dumortier, huishoudster, St.Annaweg 1, verklaarde:
“Vooraleer weg te vluchten, in September 1914, had ik eenige pakken verborgen ter woning van De Smedt Jozef (gezegd Vliegers). Gustaaf Claus is die pakken daar gaan weghalen en heeft ze gebracht naar het hof van den landbouwer Chareté, die ze later naar ’t politebureel droeg. Bij mijn terugkomst heb ik bestatigd dat er uit die pakken verdwenen waren eene gouden ketting, een zakuurwerk, enz …
Het openbaar gerucht duidde Gustaaf Claus aan als den ontvreemder, en men voegde erbij dat zijne vrouw Matthijs Maria de gouden ketting zou te koop hebben aangeboden aan Joanne Van der Elst, dochter van Petrus Firmin.
Ik heb aan Claus Gustaaf gevraagd of dat hij het inderdaad was, die de gouden ketting te mijnen nadeele had gestolen, en hij antwoordde mij: “’t hebben de Duitschers gedaan”.
Ik moet er bijvoegen, dat Matthijs Maria mij verklaard heeft, dat Van der Elst Petrus Firmin, binst mijne afwezigheid, met eenen sleutel mijn deur opengedaan had en te mijnent binnengedrongen was. Er was in mijn huis veel gestolen.
Ik woonde neven Van der Elst Petrus Firmin. Op eenen avond, in de maand Maart 1915, kwam zekeren Walleze Frederik, in bedronken toestand te mijnent binnen. Hij was vergezeld van twee Duitse politiemannen en vroeg mij of ik wist dat Van der Elst thuis was. Ik antwoordde bevestigend. Het drietal trok daarop binnen en zij kwamen met Van der Elst terug en brachten hem weg, - waar naartoe weet ik niet, doch hij is in zijne woning niet meert teruggekeerd.
Na den wapenstilstand is de woning van Frederik Walleze vernield en uitgeplunderd, zijne vrouw en dochters werden door de volksmenigte het haar afgesneden en zij zijn naar Duitschland gevlucht, waar ze heden nog verblijven.”


Van Malderen Jaak (alias Begoiendoik), ° Aalst 26/06/1862, politieagent, Koolstraat 80, verklaarde:
“Vooraleer in September 1914 te vluchten had ik eenige pakken verborgen op het hof De Smedt. Wanneer ik terugkwam waren allen in wanorde, en veel voorwerpen waren er uit verdwenen. Vrouw De Smedt bracht een paar schoenen, mij toebehoorende, naar het politiebureel, deze schoenen waren opengesneden. Ik heb later hooren zeggen dat de schoenen te koop waren aangeboden door Van der Elst Petrus Firmin aan zijne dochter Joanna. Of dit waar is, weet ik niet. Van der Elst Petrus Firmin leeft gescheiden van vrouw en kinderen.”


De Smedt Jozef, ° ca. 1861, landbouwer, Beekveld 9, verklaarde:
“Tijdens mijn afwezigheid, in September-October 1914, zijn er te mijnen meubele op het hof veel voorwerpen weggehaald, waaronder een kruiwagen en ongeveer 2500 kilos aardappelen. Daar ik te Gent was, heb ik natuurlijk niet gezien wie zich aan dien diefstal heeft plichtig gemaakt. Doch, ongeveer twee jaren geleden, heeft Bogaert Gustaaf mij gezegd dat het Claus Gustaaf was, die de patatten met een kar van mijn hof gehaald had.”


Bogaert Gustaaf, ° Bavegem 08/03/1857, landbouwer, Ledebaan 54, verklaarde:
“Ik heb niet gezien dat Claus Gustaaf 2500 kilos aardappelen, ten nadeele van De Smedt Jozef, ontvreemd heeft. Daarover zult ge mijne zonen René, August en Camiel moeten onderhooren.”


Bogaert Camiel, ° Hofstade 24/07/1890, vellen bewerker, zoon van Gustaaf en van Goossens Maria, Ledebaan 54, verklaarde:
“Den 29 of den 30 September 1914, wanneer bijna al het volk uit Aalst gevlucht was, heb ik gezien dat Gustaaf Claus twee karren patatten wegvoerde van het hof De Smedt Jozef, waar op dit oogenblik niemand aanwezig was. Langs den tegenovergestelden kant van de kar ging eene vrouw, - ik vermoed Matthijs Maria – doch ik heb haar niet kunnen herkennen. Mijne broeders René en August hebben dit ook gezien.”


Bogaert René, ° Vlierzele 22/01/1889, kon niet ondervraagd worden, aangezien hij in het Militair Hospitaal “L’Océan” te Brussel lag.

Bogaert Augsut, ° Aalst 23/07/1895, kon niet ondervraagd worden, aangezien hij in het leger was.

Van der Elst Joanna, ° Aalst 25/09/1907, dochter van Van der Elst Petrus Firmin en van De Haeck Stephanie, scholierster, Koolstraat 20, verklaarde:
“Mijn vader Van der Elst Petrus Firmin heeft mij eens opgestoken dat ik op het politiebureel zeggen moest, dat Matthijs Maria, mij schoenen te koop aangeboden had. Er was daar niets van. Niemand heeft mij ooit schoenen gepresenteerd. Mijn vader voegde erbij: “Claus Gustaaf heeft mij genoeg te kort gedaan; ik zal hem eenige duizenden marken afzetten”. Van eene gouden ketting weet ik ook niets.”


De Haeck Stephanie, ° Aalst 19/12/1864, echtgenote van Van der Elst Petrus Firmin, huishoudster, Koolstraat 20, verklaarde:
“Ik leef sinds een jaar van mijn man gescheiden, hij mishandelde mij en mijne kinderen, ging zijn huwelijken staat te buiten, en legde zelfs pogingen in het werk om mij naar Duitschland te doen sturen. Van de kwestie van den telefoondraad weet ik niets, ik heb nooit dien draad in onze woning gezien, alhoewel de Duitschers die bij mij ook zijn komen vragen. Later heb ik hooren zeggen dat Matthijs Marie en Walleze Frederik mijn echtgenoot in Duitschland hebben doen vastzetten. Of dit de waarheid is, zou ik niet kunnen zeggen, maar ik heb, van den anderen kant, gehoord dat hij gevangen genomen werd uit hoofde van een diefstal van meel, gepleegd ten nadeele van Claus Gustaaf.
Mijn dochtertje Joanna heeft mij medegedeeld, dat haar vader Van der Elst Petrus Firmin haar gezegd had: “Wij zullen Claus eenige duizenden marken afzetten”.
Verleden woensdag, 6 Augusti, deed Goossens Maria (vrouw Bogaert Gustaaf) mij te harent roepen: zij zegde mij: “Claus Gustaaf heeft ons veel te kort gedaan. Zoudt gij niet willen bevestigen, dat Matthijs Maria, aan uw dochter Joanna eene gouden ketting (van Emma Hendrickx) te koop aangeboden heeft?”.
Ik heb haar geantwoord; dat zulks laster was en dat ik geen valsche verklaring deed”.


Goossens Maria, ° Letterhoutem 27/06/1863, echtgenote van Bogaert Gustaaf, herbergierster, Ledebaan 54, verklaarde:
“Van der Elst Petrus Firmin is mij komen zeggen dat Matthijs Maria voorwerpen uit de pakken van Hendrickx Maria en van Jaak Van Malderen gestolen had. Hij vroeg mij of ik dit eens wilde vragen aan zijne vrouw De Haeck Stephanie. Ik heb haar dit gevraagd, en zij heeft mij geantwoord: “Ik doe voor mijn man niets, ik zal hem in ’t tegendeel in ’t prison doen steken.”“.


Matthijs Maria, ° Massemen 25/05/1881, echtgenote van Claus Gustaaf, landbouwster, Ledebaan 59, verklaarde:
“In den loop van 1915 zegde ik aan Frederik Walleze dat Van der Elst Petrus Firmin ons meel gestolen had, en dat hij niet alleen het mijne stool, maar ook den telefoondraad van ’t Gouvernement. Dit was eene onvoorzichtigheid van mijne twege, want Walleze was op dit oogenblik bedronken, en is mijne woorden gaan overzeggen bij de Duitsche bezettingstroepen. ’S Anderendaags kwam Walleze Frederik naar mijn huis, vergezeld van de Duitsche polizeij. Deze dwong mij te herhalen dat Van der Elst den telefoondraad der Duitschers gestolen had. Ik weigerde, de soldaten sloegen mij, en eindelijk heb ik alleenlijk staande gehouden dat Van der Elst ons meel gestolen had. Ik werd vóór het Krijgsgerecht gedaagd, ik werd er mishandeld en bedreigd met gevang en verbanning, in geval ik de zaak niet klaar bracht. Eindelijk heb ik daar houden staan, dat Van der Elst den telefoondraad gestolen had, ik kon mij toch voor een bandiet niet laten in ’t prison steken. Alles was dus de schuld van Frederik Walleze.
Overigens Van der Elst had mij zelf de diefte van den draad bekend.
Hij werd inderdaad veroordeeld, doch ik meen niet, dat zulks voor de diefte van den telefoondraad, maar wel voor het meel dat hij bij ons gestolen had.
Van dien diefstal hadden wij aan Uw achtbaren ambtgenoot Mr. Gits eene klacht gedaan.
Walleze Fredrik heeft Van der Elst bij de Duitschers aangeklaagd uit wraak. Walleze had een wagen gestolen, Van der Elst was dezen diefstal gaan aanklagen en Mr. Gits had den wagen in beslag genomen.
Vinck Laurentia, Schanys Camiel en misschien wel anderen, kunnen getuigen dat Walleze Fredrik met de Duitschers bij mij gekomen is. Emma Henderickx kan zeggen dat Walleze Frederik Van der Elst door de Duitschers doen aanhouden heeft. Wat de verklaring aangaat van Hunninck Leonie, die is gansch valsch van ’t begin tot het einde. Die vrouw is over een drietal jaren, door den Heer Vrederechter, veroordeeld, om onze patatten te stelen. Wat aangaat, de diefte eener ketting en een paar schoenen, dit zijn uitvindsels van Van der Elst. Ik heb mij daaraan nooit plichtig gemaakt”.


Troffaes Leontine, ° Grimmingen 27/03/1871, echtgenote van Vermoesen Jozef, huishoudster, Ledebaan 46, verklaarde:
“Ik heb gehoord dat Joanna Van der Elst tegen haar moeder (De Haeck Stephanie) zegde: “Vader (Van der Elst Petrus Firmin) heeft mij gezegd dat hij Claus eenige duizenden frank zou afzetten”. De Haeck Stephanie heeft mij verklaard dat Goossens Marie (vrouw Bogaert) haar gevraagd had een valsche verklaring te doen in zake gouden ketting, doch dat zij geantwoord had, dat zij voor niemand geen valschen eed deed”.


Claus Gustaaf, ° Aalst 24/10/1870, landbouwer, Ledebaan 69, verklaarde:
“Ik loochen uitdrukkelijk, ten nadeele van De Smedt Jozef, aardappelen gestolen te hebben. Te dien tijde, September 1914, was het nog onmogelijk mijne woning te verlaten, daar ik met de blijnroos zat. Dit was de reden dat ik niet kon vluchten.
De familie Bogaert, beschuldigd mij uit wraak. Ziehier de feiten: daags vóór den wapenstilstand hetzij den 10 November 1918, op eenen zondag, ’s middags om half twaalf uur, heb ik en andere getuigen, gezien dat Gustaaf Bogaert eene gestolen koe op zijn hof binnen deed. Die koe was op twee plaatsen te koop aangeboden. Ik ben naar de Gendarmerie gegaan om het feit kenbaar te maken, - hetgeen overigens in gansch de buurt overbekend was, - en de Gendarmerie hebben de koe aangeslagen en aan den eigenaar terug gegeven”.


Wij opsteller (Petrus Van Nuffel) hebben de eer aan het Gerecht kenbaar te maken dat hier de koe bedoeld wordt van zekeren Goossens, landbouwer te Wanzele, en dat over die zaak gewag gemaakt wordt in onze briefwisseling n° 123 Boek I, van 12 Juli jl. en in ons proces-verbaal nr. 204=11 van 5 Augusti ll., als gevolg aan het bevelschrift nr. 30793/5396, in dato van 31 Juli 1919 des Heeren Procureur des Konings te Dendermonde.
Gezegde Goossens had over de verdwijning zijne koe eene klacht gedaan aan de Gendarmerie van Lede. Het is ter onze kennis dat op de veemonstering van 28 Juli 1919, te Aalst gehouden, de koe aangeslagen werd en aan den klager afgestaan wierd.


Schanys Camiel, ° ca. 1861, landbouwer, Kerrebroekstraat 39, verklaarde:
“Ik werkte bij Gustaaf Claus in de schuur, wanneer Frederik Walleze met twee Duitsche politiemannen op het hof kwam. Walleze, dei bedronken was, vroeg aan vrouw Claus (Marie Matthijs) of zij Van der Elst niet kende. Ik ben met die mannen niet binnen gegaan, doch ik hoorde dat Matthijs Marie tweemaal ontkennend antwoordde en eenen huil uitstiet, gevolgd door de woorden, uitgesproken door Walleze: “Gij moet ze daarvoor niet slagen!”.
Walleze is met de Duitschers vertrokken. Van der Elst heb ik niet gezien”.


Emma Hendrickx werd reeds onderhoord.

Vinck Laurentia, ° Aalst 22/11/1880, echtgenote van De Malderé Alfons, huishoudster, Ledebaan 112, verklaarde:
“Op eenen avond der maand Maart 1915 zat ik in de woning van Gustaaf Claus, waar ik eene boodschap gaan doen was. Walleze kwam daar binnen met 2 Duitschers. Frederik Walleze vroeg aan Marie Matthijs: “Is het hier dat Van der Elst dat gezegd heeft van dien koperdraad?”. Marie Matthijs antwoordde tot tweemaal toe dat zij Van der Elst niet kende. Daarop sprong Walleze, - die nijg zat was – woedend vóór Marie Matthijs en schreeuwde haar toe: “Gij kent toch Mon van Geniekens (bijnaam van Van der Elst)? Hebt gij dit tegen mij niet gezegd van dien koperdraad?” – Waarop Marie Matthijs antwoordde: “Moest gij dit algauw gaan vertellen?” – De Duitschers gaven Marie Matthijs twee slagen, doch Walleze kwam tusschen en zegde: “Gij moet daarvoor niet slagen!”.
De Duitschers vroegen dan aan mij mijnen “passe-porte”.
Ik heb Van der Elst daar niet in de woning van Claus gezien”.


Walleze Frederik, ° Aalst 29/03/1869, tabakbewerker, Cumontstraat 10 (bij mevr. Scholliers), verklaarde:
“Alles wat men mij ten laste legt over de wegvoering van Van der Elst zijn leugens. Het kon mij weinig schelen of dien persoon weggedaan wierd of niet, ik had daar geen het minste belang in. Ik herinner mij volstrekt niet, geholpen te hebben aan de aanhouding van Van der Elst. Mijne vrouw en dochters zijn naar Duitschland uitgeweken, nadat het gepeupel ons huis geplunderd en verwoest had. Ik ken hun adres niet”.
De wereld gaat door, de tijd gaat voorbij, mensen gaan weg en soms keren ze niet meer terug en blijven alleen nog foto's achter. Robert Frank (1924-2019)

Terug naar “Eerste Wereldoorlog”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 3 gasten

Advertentie