Alostum schreef:Uit "The Bryce Report. Report of the Committee on Alleged German Outrages" (zie ook http://www.firstworldwar.com/source/brycereport.htm)
Alost was the scene of fighting between the Belgian and German armies during the whole of the latter part of the month of September. In connection with the fighting numerous cruelties appear to have been perpetrated by the German troops.
On Saturday, the 11th September, a weaver was bayoneted in the street. Another civilian was shot dead at his door on the same night. On the following day the witness was taken prisoner together with 30 others. The money of the prisoners was confiscated, and they were subsequently used as a screen for the German troops who were at that moment engaged in a conflict with the Belgian army in the town itself. The Germans burnt a number of houses at this time. Corpses of 14 civilians were seen in the streets on this occasion.
A well-educated witness, who visited the Wetteren Hospital shortly after this date saw the dead bodies of a number of civilians belonging to Alost, and other civilians wounded. One of these stated that he took refuge in the house of his sister-in-law, that the Germans dragged the people out of the house which was on fire, seized him, threw him on the ground, and hit him on the head with the butt end of a rifle, and ran him through the thigh with a bayonet. They then placed him with 17 or 18 others in front of the German troops, threatening them with revolvers. They said that they were going to make the people of Alost pay for the losses sustained by the Germans. At this hospital was an old woman of 80 completely transfixed by a bayonet.
Raar, dat zowel Petrus Van Nuffel als A.Van der Heyden hier over niets weten te vertellen. Ik denk eerder dat deze feiten tijdens de beschieting van Aalst op 26 en 27 september zijn gebeurd.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Oorlogskroniek der stad Aalst 1914-1918
Moderators: Alostum, david, janlouies
The Bryce Report
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:44 am
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
12 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:46 am
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
Het leven gaat sedert het incident van 29 augustus normaal door te Aalst. Reeds van in 't begin veel volk op de groenmarkt (die begon in die tijd reeds van vòòr 6 uur !). De mensen doen rustig hun aankopen, alhoewel het door iedereen geweten is dat er zich kleine groepen Duitsers bevinden in Herdersem, Moorsel, Erembodegem, Welle en Denderleeuw. Belgische soldaten ziet men te Aalst, Hofstade, Lede ! De Belgische groepen bestaan meestal uit grenadiers, lanciers, karabiniers en kleine afdelingen kanoniers met hun geschut. Velen onder hen doen zich te goed in de dorpsherbergen aan het uitstekende bier der plaatselijke brouwerijen of rammelen met lange stokken in de boomgaarden waar er overvloed van appelen en peren te rijpen hangt. De Duitsers doen van hun kant hetzelfde, maar de tegenstrevers schijnen niet erg op vechten uit te zijn en zoeken niet erg om met elkaar in botsing te komen. Voorwaar, een erg vreemde situatie, maar dit kon niet blijven duren. Tegen de middag loopt de marktdag ten einde. De marktkramers hebben goede zaken gedaan en beginnen hun overgeschoten waren in te pakken, terwijl de kopers, zwaar beladen rustig naar huis toe keren. Er zijn veel lieden van den buiten die de weg naar hun gemeente inslaan. Toen gebeurde het ! Plots komen drie Duitse motorijders langs de Geraardsbergsestraat de stad ingereden, recht naar het centrum. Geweldige paniek bij de bevolking. Belgische soldaten grijpen direct naar hun wapens. De rust is volledig verstoord. De botsing is nu onvermijdelijk. De eerste heeft reeds plaats aan de"Meiboom" waar een aantal Belgische wielrijders hen opwachten. De fietsen worden tegen de gevels geworpen en de soldaten stellen zich verdekt op aan de hoeken der straten en in de deuropeningen. De burgers vluchten in hun kelders, achterplaatsen of in hun tuin. Bij het kort vuurgevecht dat volgde, werd een Duitse motorijder gedood, één gevangen, terwijl de derde vlug rechtsomkeer maakte en er in gelukte te ontsnappen. Daarmede was het afgelopen ... . In de namiddag signaleert men een kort gevecht aan de “Víjfhuizen" waarbij de Duitsers moesten terugtrekken, een 30 tal burgers als gijzelaars meenemende. Een eindje verder laten ze die weer vrij en vluchten weg, al hun oorlogsmateriaal achterlatend.
Volgens de heer Remi Vinck, een gemobiliseerde inwoner van Mijlbeke, zat hij met enkele andere soldaten uit het Aalsterse, verscholen in de "Velodroom" aan de Gentse steenweg. Daarbij waren o.a. de Aalsternaars De Neef H. Van Mulders H., Spins, Buys, Stillebaut, Van Bockstael, Rogghe en meer anderen. Die namen vliegensvlug de achtergelaten Duitse voertuigen (waaronder een Duitse rollende veldkeuken !) in hun bezit en trokken er triomfantelijk mee naar Aalst. Kort daarop trokken ze met hun buit de weg op naar Dendermonde dat nog steeds in het bezit was van het Belgische leger. Ondertussen was het begonnen hard te regenen en onze piotten vonden er niets beter op dan zich in de Duitse gevonden mantels te wikkelen om zich tegen de plassende regen te beschutten. In Appels aangekomen werden ze er opgemerkt door enkele soldaten van het garnizoen van Dendermonde, die daar in hinderlaag lagen. Deze aarzelden niet, en menende met Duitsers te doen te hebben, begonnen ze onze brave Aalstenaars duchtig te beschieten. Gelukkig konden deze laatsten hun tegenstrevers vlug overtuigen door hun wild geroep, dat ze geen Duitsers waren maar wel degelijk Belgische soldaten waren, maar enkel hun Duitse mantels droegen. Het gevaarlijk incident was daarmee opgelost en het konvooi kon Dendermonde binnen trekken waar ze konden bestatigen dat de stad voor 'n groot gedeelte was platgebrand door een eerste inval van de Duitsers. Daar konden onze overwinnaars van Aalst toch de Scheldebrug oversteken en kwamen daar bij het 12e linieregiment uit Luik terecht waar ze door dezes bevelvoerder hartelijk werden gefeliciteerd om hun heldendaad.
Wat gebeurde er intussen te Aalst ?
Terwijl Remi Vinck met zijn mannen op weg waren naar Dendermonde, was een vermetele Duitse motorijder weer op de markt verschenen. Slecht bekwam het hem, aan de hoek van het huis Taeymans (begin der Lange Zoutstraat) werd hij neergeschoten. Uit de papieren op zijn lijk gevonden, bleek het dat hij afkomstig was uit Hannover.
Daarna kwam de rust weer.
Vermelden we nog dat enkele dagen nadien, de Belgische Genie, nogmaals de spoorwegbrug over de Dender (ditmaal voorgoed) opblies en de drie denderbruggen volledig versperd werden. De Duitsers schieten soms vanop de Boeckhoutberg over de stad heen, en de Belgen beantwoorden dit vuur vanop de Hoezekouter waar 'n aantal van hun kanonnen staan opgesteld.
Petrus Van Nuffel:
Daags nadien, 12 September, een Zaterdag, heerschte buitengewone drukte op de wekelijksche markt. De stad was van Duitschers gezuiverd. Wel vermoedde men dat er zich bevonden te Erembodegem, Welle, Esschene en Denderleeuw, doch men wist niets zekers. Omstreeks 7 uur en drie kwaart zwaaide een Duitsch vliegtoestel over de Markt, en trok, na een kring te hebben beschreven, Moorselwaarts. Een Aalstenaar, die zich dagelijks te voet naar Gent begaf, vertelde dat hij te Melle en te Wetteren tegengehouden was door een afdeeling onzer troepen; dat hij niet dóór mochten verplicht werd naar Aalst terug te keeren. De Belgen, zegde hij, rukken met drie mitrailjeusen dapper naar hiertoe.
Ai ! nu ging het stuiven ! …
Ja, er rodeerden pinhelmen te Erembodegem.En deze zakten den Brusselschensteenweg af, sloegen de Albrechtlaan in, en namen, aan de kerk van Mijlbeek, den politieagent Podevyn gevangen. Seraphien stribbelde tegen, voorgevende dat hij nen “man van eed”, was en dat zijn dienst hem elders riep; maar al boter aan de galg; ze trokken met hem naar de wijk van de voormalige abdij Ten Roosen, waar er, op 't goed van Evarist Keymeulen, halte gemaakt en posten uitgezet werden. Het was dan gewillig 7 uur 's morgens. Podevyn had daar hoegenaamd niets anders te doen dan kiekens te pluimen, te eten, te drinken en te rooken, terwijl de krijgslieden hun wapens poetsten of den tijd doorbrachten met reisgidsen en landkaarten te raadplegen. Zoo geraakte het half vier van den namiddag, wanneer plotseling uit het struikgewas een geweerschot viel, gevolgd door twee andere knallen. In den Rozendreef verschenen Belgische piotten en gendarmen. Als een bliksem stoven de Duitschers op, scharrelden hun getuig bijeen en beenden ervandoor, in de richting van Moorsel. De politieman, met de lans van eenen Uhlaan in de hand, volgde braaf hun voorbeeld.
Het uurwerk van 't Belfort wees half tien uur, toen drie Duitsche motocyclisten vóór het standbeeld van Dirk Martens stopten. Na eenige oogenblikken beraadslagen, reden ze de Lange Zoutstraat in en verder den Geeraardsbergschensteenweg op. Een pakjesdrager beweerde dat er onder dit drietal een “hooge overheid” zijn moest, aangezien deze een degen met gevest van goud droeg ... Deze cyclisten zouden, na den noen, in onze stad weerkomen, en die stoutmoedigheid was hen noodlottig.
Een aantal piotten-wielrijders, met korporaal Brifaut, volksvertegenwoordiger, aan het hoofd, kwamen zich vergewissen waar de cyclisten heen waren, en deden te dien einde een verkenning op de Zoutstraatpoort. Zij ontmoetten er inderdaad eenen der drie pinhelmen, die dadelijk de armen in de hoogte stak en zich overgaf.
Drie onzer Jassen brachten hem zegevierend door de Korte Zoutstraat, toen een snakkere knaap aangeloopen kwam, roepende:
- De anderen met hunnen “motorcycle” komen achter hunnen kameraad gereden !
Spoedig haalden de geburen uit de poort van de afspanning De Meiboom eenige karren van den bakker De Vos, dewelke zij 't onderst-te-boven, als barricade, te midden der straat wierpen. Zóó handelend, belemmerde men den doortocht en gaf men de Belgen den tijd, hunnen gevangene veilig binnen te brengen. Wanneer M. Brifaut terugkwam, keurde hij dien maatregel goed, en ging hij verder op den steenweg nog een kijkje nemen. Niets verdachts meer bespeurend, kwam hij naar de Markt en de barricade werd weggenomen. Edoch, pas was zulks geschied, of een tweede Duitsche motocyclist sjoefde als 'n weerlicht de Korte- en Lange Zoutstraten door. In het gat der Groote Markt was hij het mikpunt van 't geschut der Belgen; hij trok den revolver en verdedigde zich dapper. Aan het eerste venster van het huis Octaaf Taeymans zeeg hij neer, neven den bijgang; elk dacht dat hij bezig was met zijn browning te herladen; nieuwe kogelregen; spiegelruiten vielen rinkelend in de straat; talrijke uithangborden werden doorboord .... En de motocyclist ?... Hij poogde recht te komen, maar viel eindelijk, doodelijk getroffen, om niet meer op te staan. De heeren Modest Cercelet, Adhemar De Valkeneer, Emiel Bogaerts en ander stadgenooten, die het schouwspel hadden bijgewoond, snelden toe en bestatigden dat den Duitscher gewond was onder het linkeroog en onder de borst.Terwijl de gebuurvrouwen het bloed van de straatsteenen wegkuischten, droeg men den gekwetste naar de Pupillenschool. Toen men hem, ter Groote Markt, op de draagberrie legde, stiet hij een heesch gekreun uit: de soldaat was bij den Oppersten Rechter gaan rekening geven voor het kwaad, hetwelk hij hier het arm onschuldig Belgisch volk kwam
berokkenen. Thans wacht hij, op ons kerkhof, den dag der, verrijzenis af, onder een kruis met opschrift: Motorad-fahrer, Harras, Hanover. Op zijn lijk werden papieren gevonden, die stellig bewezen dat deze soldaat, een weinig vroeger in den dag, deelgenomen had aan de brandstichting en de moorderijen op den Gentsehensteenweg: die papieren behoorden aan den heer deurwaarder Van Muylem.
Wij hebben heden morgen een stadgenoot hooren vertellen, dat de Belgische troepen, met geschut, hierwaarts togen. Welnu, nauwelijks hadden deze het grondgebied van Erpe betreden, of daar botsten zij op een talrijke schaar Duitschers, die van de Audenaardschebaan kwamen; deze afdeeling telde 60 ruiters, veel voetvolk, wagens en mitrailjeusen. Pas verscheen de vijand op den steenweg, of het Belgisch vuur braakte zijn doodend en vernielend schroot. Aan de Vijf Huizen beten veel pinhelmen in het zand, doch anderen zakten lager af, en, na een halve uur van wanhopigen strijd, sloegen zij op de vlucht, een deel van hunnen voorraad, zeven wagens, elf paarden, een veldkeuken, ransels en rijwielen in de pan latende. Aan het Roklijf, grondgebied van Aalst, had de vreemde indringer echter een nieuwen allergeweldigsten schok te doorstaan. Daar zag hij zich gansch ingesloten door de aanwezigheid van eene andere Belgische patroelje, die er verborgen lag: overal stootte hij op onze mannen, die als uit den grond kwamen. Maar hij was sterk, machtig in aantal; en een hevig gevecht ontspon zich. De Belgen, meestal vrijwilligers, lieten zich door het groot getal hunner tegenstrevers niet afschrikken, en vuurden er maar duchtig op los. Hun zware verliezen niet kunnende verkroppen, haalden de Duitschers de burgers uit hun woningen en plaatsten de menschen vóór hunne strijdlinie; zij brandden de huizen langsheen den steenweg af en namen, bij hunnen aftocht, verscheidene burgers gevankelijk mede naar Erembodegem.
Tusschen 12 en 1 uur 's middags, verklaart de heer Van Muylem, kwamen in mijn buitengoed, gelegen langsheen den steenweg van Brussel op Gent, twee gewapende Duitschers, die me bevolen op straat te gaan. Niet wetende wat er gaande was, vroeg ik: Waarom ? Tegenspreken baatte niet: Zur strasze hinaus ! dreunde het barsch en gebiedend. Ik ging. Buiten zag ik een dertigtal burgers, die, met gebogen hoofd, langzaam voortstapten in de richting der stad. Tweehonderd en vijftig pinhelmen stonden achter de boomen, kropen in de grachten of lagen ten gronde in de aanpalende akkers. In den groep burgers staande, vernam ik dat deze Duitschers, te Erpe, aan de Vijf Huizen, verrast waren geweest door de Belgen; dat deze er op gevuurd hadden en zich daarna langs de Kouterbaan verwijderden: een Duitsch krijger viel, twee anderen werden gekwetst, de overigen drongen in de huizen, brachten de burgers gebonden op de straat en staken de woningen in brand van den notaris Jozef Meert, van den herbergier Croeckaert, van den landman Charles-Louis Dherde, van den kleermaker Domien Janssens en van den landbouwer Joannes De Neef. De schurken hadden Remi Van Droogenbroeck, brouwer te Erpe, die trachtte te ontsnappen, en den werkman Ch.-L. D’herde, die in zijn kelder gevlucht was, ter plaats dood geschoten. Zij begroeven hun gesneuvelden makker; laadden op nen wagen, bespannen met twee paarden, hun gekwetsten, en deden vervolgens de burgers te midden van den steenweg opmarcheeren, terwijl zij zelf in de grachten en van boom tot boom volgden.
Stapvoets geraakten we tot aan de huizen der gebroeders Neetens. Opeens hoorden we de kogels der mitrailjeusen boven onze hoofden snorren. De soldaten strekten zich ten gronde neer; zulks deden we dan ook, doch de Duitschers riepen ons toe, met hun geweren dreigende: Hinauf ! Hinauf ! Die Hände hinauf ! We gehoorzaamden, maar zwaaiden met de zakdoeken, hopend dat de Belgen, aan het Roklijf, ons zouden gezien hebben. Weer kreet de vijand van uit den gracht; Keine Taschentücker ! Hände hinauf !
De mitrailjeusen werkten: pannen en vensterruiten der woningen Neetens werden verbrijzeld; een man, die naast mij stond, bekwam een kogel in de bil.
Als een kudde vee werden we in 't huis Neetens gedreven. Een Duitscher beval mij, mijn kleederen af te leggen; hij ontdeed zich van zijn krijgsuitrusting en trok mijn pak aan, ter uitzondering van de broek, die hij niet wilde, omdat ze bebloed was. Uurwerk en geld kreeg ik weer, doch de soldaat hield eenige papieren. Hij trad dan buiten en ging langs achter het kasteel Ter Linden, wellicht om te zien hoeveel Belgische soldaten er waren. Hij kwam niet meer weer ... Wij werden terug op den Gentschensteenweg gestuurd, en bleven daar van 1 uur tot kwaart na 4 uur, tusschen onophoudend mitraillevuur. Een Duitsch officier viel en werd onder onze oogen begraven; ook een paard werd gedood. Eindelijk verstomde het geschut en de pinhelmen besloten de plaats te verlaten. Zij trokken met ons westwaarts op.
Tusschen Aalst-Sint Job en Nieuwerkerken hield de compagnie in eenen meersch stil. Men rangschikte de burgers tegen de boomen, en ik moest verschijnen vóór eenen groep, samengesteld uit den hauptman, twee luitenanten en vier soldaten. Een officier zei me, in de Fransche taal, dat ik ging ondervraagd worden en dat ik mijn woord van eer geven moest, de waarheid te zullen zeggen.
- Mijnheeren, op m'n woord van eer zal ik u antwoorden, indien ge mij niets vraagt tegen de belangen van mijn land.
- Dat doet geen Duitsch soldaat, weersprak de hauptman.
Mijn geburen aanwijzend, begon de luitenant:
- Hebben die lieden op ons geschoten ?
- Heel zeker neen.
- Hoe weet g'het? Ge waart immers niet aanwezig wanneer de aanval begon. Ik moet u opmerkzaam maken, dat, indien gij liegt, u onmiddellijk de doodstraf zal toegepast worden.
- Ik kan u in der waarheid bevestigen, mijnheeren, dat die menschen op u niet geschoten hebben; ik weet zulks zekers, omdat ze geen wapens bezitten.
- Ja. Die steken in den grond.
- Verschooning. Wij ontvingen van den heer Burgemeester onzer stad bevel, alle wapens in te leveren, en dit is sedert verscheidene weken reeds geschied.
- Hebt ge daar een bewijs van ?
- Ja; maar niet hier.
- Kent ge de personen, die daar staan ?
- Allen.
- Met naam en beroep ?
- Ja.
- Wie is deze aan den tweeden boom ?
- Philemon De Boeck, landbouwer te Aalst-Schaarbeek,op't gescheidvan Erpe.
- Wie staat aan den vijfden boom ?
- Domien Janssens, kleermaker te Erpe.
- En naast hem ?
- August Van Holen, schrijnwerker te Aalst-Schaarbeek.
- Bevestigt gij, dat het rustige lieden, ruhige Leute, zijn?
- Volkomen, mijnheeren: rustige en eerlijke menschen.
Dan kwam de hauptman aan 't woord:
- De personen, die de machiengeweren voerden, waren burgerwachten ...
- Neen, het waren Belgische soldaten.
- Hoe weet ge dat ? Van zoo ver kondet ge zulks, zonder kijkbuis, niet onderscheiden.
- Neen; maar ik heb ze verscheidene dagen na-een vóór mijn deur zien rijden en van dichtbij bemerkt; de automobiels zijn grijs-blauw, en daar staat op, het woord Minerva.
- C'est exact, besloot een luitenant.
Na een korte poos :
- Langs waar komt men in Assche ?
- Over Aalst en Erembodegem.
Ik wees de richting der stad.
- Neen ! ge toont ons den oostkant: Assche ligt, in 't Westen. Pas op ! Ik had u verwittigd.
- Mijnheeren, ik toon u de richting van den steenweg.
Ze keken op eene kaart, spraken nog eenige oogenblikken onder elkander. Dan gingen zij uiteen en vooruit. De hauptman deed me naast hem stappen en sprak;
- Wij nemen u mede. We moeten ons regiment vervoegen. Aber, du kommst wiedter.
- Ook mijn geburen, mijnheer ? Zij hebben toch niets misdaan, ge weet het; en het schijnt rne dat ge geen boos mensch zijt ...
Hij zweeg. Na eene wijl:
- Gij zult met uw geburen terugkeeren.
Nieuw stilzwijgen …
We waren gekomen op den steenweg van Erembodegem naar Assche. Daar hielden de Duitschers een voorbijrollend rijtuig stil; ik moest instappen; een luitenant en twee soldaten kwamen er bij; en we reden naar Aalst, tot aan den viaduk van de Zeebergbrug, - om te zien, zei de officier, of die brug door Duitschers bewaakt was.
Het regende aanhoudend. De lucht was somber en loodgrijs, zoo ver het oog reikte.
Daar kwam een man over den weg, het hoofd diep gebukt, een gevulden zak op den rug.
- Ondervraag dien persoon, beval mij de luitenant.
- Wat moet ik hem vragen ?
- Of er nog Duitsch kr,ijgsvolk in Aalst is.
- Mijn vriend, begon ik, met sterk Aalsterschen tongval, zijn er nog Duitsche soldaten in ’t stad ?
- Neen, antwoordde de arme stumperd met ne vloek, en op zijn sjik kauwend:
- z'Hebben dezen achternoen nen sehup onder hun … gekregen, en w'hebben hunnen drapeau op de statie afgetrokken. De vetlappen zijn weg ...
- Let toch op uw woorden. Zie eens wie hier bij mij zit.
De man keek eens op zij, en vervolgde grommelend zijn weg.
'k Was weinig op mijn gemak.
- Ik heb alles verstaan, zei de Iuitenant, ... doch dat kunt gij niet, verhelpen.
Stijg af.
Ik stapte uit het gerij. De officier deed mij onder de brug vooruit gaan en volgde. Hier was niemand.
- 't Is wel. Gij hebt voldaan. Vous pouvez quitter.
- Mijnheer, wat gaat u met mijn geburen doen ?
- Ah ! antwoordde hij, in het nauw gebracht: dat moet de hauptman uitmaken.
- Dan keer ik met u terug. De hauptman had me beloofd, dat ze met mij mochten huiswaarts gaan.
Weder in het rijtuig gestapt en naar Erembodegem gevoerd. Daar herinnerde ik den kapitein zijn belofte. Na een korte woordenwisseling met de luitenanten, mocht ik de vrienden halen. Ze stonden buiten in den regen, kletsnat. En na dat hun bewakers de schriftelijke toelating des hauptsmans gelezen hadden, lieten zij hen los. In den nacht keerden we, stilzwijgend, uitgeput van vermoeinis en aandoening, naar onze haardsteden weer. We waren dan te samen: Gustaaf Corthals, handelaar; Joannes Van den Abeele, werkman; August Parewyck, brouwer; Frans Corthals, student; Domien Jansegers, kleermaker; Victor De Coninck; Desiré De Kerpel, van Erpe; Cyriel Crockaert, metser, van Hofstade; Charles Van den Steen, koopman, van Meire; Philemon De Boeek, landbouwer; Venance De Boeck, landbouwer; Gustaaf De Boeck, landbouwer; Omer De Boeck, landbouwer; Oscar Van der Biest, werkman; Petrus De Ras,
werkman; Gustaaf Janssens, werkman; August Van Holen, timmerman; Frans Haudant, werkman; Beeckman; Frans Van den Brempt; Ruyssinck, tapissier; en Alfons Huylebroeck, wagenmaker, van Aalst; en twee Brusselaars, van dewelke ik de namen niet ken.
Het mij behandigd vrijgeleide was geteekend: H. Hauptman, 11, 2 G. Fr-Rt. P. K. Erembodegem, 12-9-14.
Bereids twee dagen later was mijn woning bezet door drie honderd soldaten, tachtig paarden en verscheidene kanonnen. Een week nadien werd zij beschoten en letterlijk leeggeplunderd. Vervolgens diende zij voor gerechtshof, telegraafpost, slachthuis, enz., enz.
Maar we zijn niet uitverteld van den 12 September. Om kwaart vóór 2 uur 's namiddags werden op de Groote Markt twee voertuigen van den Gentschensteenweg gebracht. Die wagens, opgepropt met Duitsche krijgsbenoodigheden, ransels, rijwielen, dekens, helmen, stalen platen en wat weet ik nog, waren getrokken door de moedige Aalstenaars Frans Bockstael, Stillebaut en anderen, die ermede in triomf naar Dendermonde reden. De zeven nagelaten wagens en elf paarden, genomen aan het Roklijf, volgden, gemend door onze stadgenooten Karel De Neef, HendrikVan Mulders, AlfonsVinck, Spins en Buys, die insgelijks den weg naar de Dender- en Scheldestad insloegen. Daar werd de buit geplaatst in de Vischmarkt en op het plein vóór het Justiciepaleis; en de Aalstenaars begaven zich naar de Veerbrug, waar de bevelhebber van het 12e Linieregiment hen allen een welverdiende hulde bracht, en bevel gaf, 's anderdaags paarden en wagens aan de Veerbrug te brengen, alwaar de genie werkzaam was.
Een weinig later deed de Belgische genie, te Aalst, de nieuwe ijzeren spoorwegbrug, over den Dender, in de lucht vliegen. Door den verschrikkelijken slag werden bijna al de woningen en fabrieken in den omtrek zwaar gehavend. 't Stedelijk bestuur stelde voor, aan het Gouvernement een telegram te sturen, om te bekomen dat men in 't vervolg geen dynamiet meer zou gebruiken en, indien 't noodzakelijk was, bruggen te vernielen of te doen instorten, dit te doen bij middel van acide, ten einde verder beschadiging te vermijden.
's Namiddags hoorde men, dat de strijd verder op de Nieuwstraatpoort nog immer hevig voortwoedde.
's Nachts logeerden Belgische soldaten in de wijk Schaarbeek.
Het regende als een tweede Zondvloed.
Denzelfden dag verlieten de Duitschers de stad Ninove, na zooveel kwaad mogelijk te hebben aangericht. In het telegraafbureel vernielden zij al de toestellen en roofden de brandkassen. In de Gendarmerie, een nieuw prachtig gebouw, mishandelden de Pruisen de vrouwen en kinderen der gendarmen, -echtgenooten en vaders, die op dit oogenblik ver van huis waren. Zwakke vrouwen en arme bloedjes werden uit hun woning verdreven. De soldaten stampten de deuren in en wierpen de stukken op straat, verbrijzelden de meubels en sloegen de vensters in gruis. In alle kamers maakten zij hun gevoeg. In de fabrieken werden, bij middel van hefboomen en ander zwaar getuig, de machienen stuk geslagen. Op het stadhuis, waar de binnengebrachte wapens bewaard werden, stolen de officieren 750 revolvers, en lieten alleen eenige beroeste karabijnen liggen. Dit deden ze immers ook te Aalst: hier roofden ze jachtgeweren, die 800 frank ieder hadden gekost.
Uit „Onze gepantserde treinen in 1914“
De 12de september werd Lt. Michel vervoegd door een tweede pantsertrein die onder het bevel stond van Lt. Delaval. Vanuit Gent begaven beide treinen zich richting Aalst. Twee auto-mitrailleusen reden hen vooraf. Eén van signaleerde een Cie Duitsers die zich van Erpe in de richting van de weg Aalst-Gent begaven terwijl de andere signaleerde dat er zich nog Belgische troepen in Aalst bevonden. Lt. Michel gaf hen bevel de Duitsers aan te vallen; ze konden hen verstrooien en zware verliezen toebrengen. Te Aalst meldde een Belgische officier dat ze net bevel hadden gekregen zich terug te trekken op Dendermonde. Lt. Michel deed 6 ladingen van 60 kg toniet aanbrengen op de 6 brugpijlers van de grote brug met 3 rijvakken en verbond ze met een ontstekingskoord. Slechts 2 ladingen ontploften en de vernieling was dus onvolledig. Terug in Gent bracht Lt. Michel verslag uit, telefonisch, aan Generaal Deguise. Er werd hem geantwoord dat de bruggen te Aalst en Denderleeuw kost wat kost moesten worden vernield.
Jozef Van den Broeck († Holsbeek, Leuven 12-09-1914)
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
13 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:48 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
's Zondags, 13 September, verzekerde een man van Erembodegem, dat Duitsche soldaten rustige menschen, die van hun werk kwamen, op hunne karren geworpen en naar Brussel meegevoerd hadden; zij zelf verkleedden zich daarna als boeren.
- Gansch den dag bracht de burgemeester op het Landhuis door, voor het regelen van talrijke paspoorten; wanneer hij s'avonds terugkwam, zegde M. Gheeraerdts, dat men de ijzeren spoorwegbrug opnieuw, met dynamiet, ging doen springen; hij vreesde dat, ditmaal, al de nabijstaande huizen zouden instorten. Ten 9 uur kwam M. Eugeen De Wolf meedeelen, dat het opblazen der brug verschoven was tot s'anderdaags 's morgens, omdat zulks overbodig zou zijn, indien het waar was dat de Duitschers de statie van Denderleeuw vernield hadden. Welke ontlasting ! Maar een uur later zeiden geloofwaardige personen dat, ter hoogte van Bouchoutberg, het Duitsch geschut op Aalst gericht stond, onder voorwendsel dat de Duitschers in onze statie misleid waren. De monikken der abdij van Affligem baden vurig voor het lot onzer stad en drongen bij de officiers, in hun sticht gelogeerd, vurig aan deze ramp van
ons af te keeren en eerst een onderzoek te doen. Eenieder nam reeds zijn voorzorgen om te vluchten.
Jan Baptiste De Neef († Eppegem 13-09-1914)
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
13 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:49 am
Alostum schreef:Uit "Onze gepantserde treinen in 1914"
De 13de september verkenden twee onderofficieren en twee soldaten per fiets het terrein rond de Dender. Denderleeuw en Aalst waren niet voortdurend bezet maar groepen cyclisten doorkruisten de streek.
Lt. Michel besloot daarop `s nachts te handelen. Hij gaf Lt. Delaval bevel zich naar Denderleeuw (onbereikbaar per trein) te begeven met een auto-mitrailleuse en drie auto's die de explosieven vervoerden. Lt. Michel zelf vertrok naar Aalst met een express-lokomotief, tender vooraan en een wagon met 600 kg toniet achteraan.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
14 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:50 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Den Maandag 14 September was 't eerste nieuws, dat er Duitschers in het omliggende gezien waren, en dat bijgevolg, door Koninklijk gebod, de brug geheel moest vernietigd worden. Van af 3 uur 's morgens waren de heer burgemeester en de heer schepen Desiré De Wolf, vergezeld van policieagenten, te been om de oeverbewoners van den Dender te verwittigen, zoodra mogelijk hunne huizen te verlaten en zich, zoo ver het kon, te verwijderen. Tusschen drie en vier uur dreunde een ontzettende slag, - een ijselijke knal ! ... Den 12 September was de ontploffing slechts half gelukt, doch thans had men voor goed gespeeld.
En 't was voor goed geweest !
Ziet eens in den omtrek. De prachtige brug ligt vernield, doorgebroken, vervrongen. Al de nabij staande huizen zijn erg beschadigd; daken, gewelven, zware balken, deuren stortten naar beneden; ramen, luiken, tot splinters geslagen en ver weggerukt; de huisraad lag in gruizelment. Tot op de Groote Markt had de luchtverplaatsing ruiten en groote spiegelvitriens verbrijzeld; maar de Vaart, de Sinte Annastraat, de Molendries, Varkensmarkt, Moutstraat, de Houtkaai, de Borluutstraat, hadden het meest geleden. En 't was dáár, bij die werklieden en kleine burgers, dat het tooneel der verwoesting aangrijpenden indruk verwekte; 't was dáár, dat de oorlogsgeesel, nu en later nog, gedoemd werd. Eenige stappen van de brug, aan het huis Commerman, hoek der Moutstraat, hong een kapelleken van den H. Rochus, hetwelk, o wonder ! gansch ongeschonden bleef.
Het duurde niet lang, of eenige Duitsche wielrijders, die de ontploffing gehoord hadden, kwamen van heinde en ver, langsheen den Dender, naar Aalst. Zij ook bleven bij de puinhoopen, bij die vreeselijke uitwerking, verstomd staan kijken; en na hun oogen den kost te hebben gegeven, vertrokken zij in de richting van Brussel.
Denzelfden dag werd ook de spoorwegbrug van Denderleeuw opgeblazen. Dientengevolge was alle verkeer voor den vijand afgesneden, zoowel op het spoor Aalst-Denderleeuw, als op de lijnen Aalst-Antwerpen (Zuid), Dendermonde-Brussel, enz.
Ten half 6 uur s'avonds was de bevolking zinnens de stad te verlaten: het gerucht liep dat de Duitschers te Moorsel en op Bouchout waren, dat er ook naar Erpe rukten en dat het Belgisch bataljon van Wetteren wegtrok. Waarheen vluchten ? ... Het huis van den burgemeester werd bestormd door menschen, die kwamen raad vragen; al zijn paarden en kamions waren ingespannen ten dienste der gebrekkigen en zijn ongeduldige geburen. Maar de eerste Magistraat was op het Stadhuis weerhouden, en deed, om 9 uur, zeggen dat hij zelf zijn stad niet verlaten zal, dat men moet trachten de verschrikte lieden te bedaren, dat de vlucht dien dag onmogelijk en volstrekt niet vereischt is.
- De Duitschers, zoo verkondigt M. Gheeraerdts, naderen rustig onze stad.
't Is zoo. Drie onderhandelaars komen den heer schepen De Wolf spreken; eene patroelje, gelast met den omtrek te verkennen, volgt hen; zij verklaren de stad geen kwaad te willen, indien ze geen tegenstand ontmoeten. Wanneer de burgemeester thuis komt, is hij er in geslaagd, de gemoederen te bedaren.
Rond 3 uur is daar een Belgisch soldaat, die, namens zijne vijf honderd wapenmakkers, de stedelijke overheid verwittigt, dat zij op zoek zijn achter Duitsche patroeljen, waarvan zij den omtrek moeten zuiveren !
Alles geraakt weer in zijn schik. Aan de vaart worden planken en “geteerd” papier voor deuropeningen en vensters geslagen; men ondersteunt de bouwvallige muren; elk weert zich. Goed nieuws maakt de ronde: de vijand in Frankrijk verslagen; zijn voorraad- en munitiewagens weerhouden te Verviers en te Denderleeuw; de verbonden landen, die ernstige hulp sturen; enz.
Hoe de Duitsers deze dagen zagen, kun je lezen op http://www.1914-18.info/erster-weltkrie ... schroniken
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
15 september1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:52 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Talrijk zijn den 15 September de wandelaars, die aan de Vaart de vernieling willen aanschouwen; twee huizen storten in; men telt de woningen zonder dak. Om 4 uur wordt een vliegtuig aangekondigd; Belgische soldaten drentelen door onze straten. De nacht verloopt rustig.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
16 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:53 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Den 16 September werd een gevecht te Burst aangekondigd: de Belgische soldaten kwamen te Bambrugge, andere in onze stad; de lansiers bewaakten de Groote Markt. Volksvertegenwoordiger Brifaut vloog per rijwiel rond om te onderzoeken of er nergens geen moffen zaten. Negen Uhlanen reden langs den oever des Denders; zij bekeken de stukken der brug en keerden daarna terug naar Dendermonde.
Er werd voor hongersnood gevreesd. De bloem ontbrak, en Gent weigerde er te leveren.
Vijandelijke troepen hadden in't omliggende van Dendermonde een nieuw gevecht uitgelokt; al de inwoners van Lebbeke werden verjaagd en de Duitschers trokken weg in de richting van Assche. Assche-ter-Heyden zat stampvol grijze kazakken.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
Jan Baptiste De Neef
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:55 am
Alostum schreef:Alostum schreef:Jan Baptiste De Neef († Eppegem 13-09-1914)
Jan Baptiste De Neef (° Aalst 14-09-1884, † Eppegem 13-09-1914)
Notitie bij overlijden van Jan: Soldaat militieklasse 1907
2de Regiment Jagers te Voet, 1ste Bataljon, 1ste Compagnie
Stamnummer 50114
Beroep : Behanger
Vader : Philemon
Moeder : Maria De Block
Gehuwd met Maria Josephina Bisschop. Zijn weduwe woonde op 25 juni 1923 in de ´rue St Vincent´ nr 23 te Aalst.
Zijn overlijden werd utgesproken bij vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Dendermonde op 30 november 1922 en ingeschreven in de registers van de stad Aalst.
Gesneuveld op 12 september 1914. Oorspronkelijk staat op de fiche ´11, 12 of 13 september´, maar ´11´ en ´13´ zijn doorgehaald. Meer bepaald is hij gesneuveld aan het Kattemeuterbos te Zemst. Oorspronkelijk werd hij begraven waar hij sneuvelde, maar door toedoen van juffrouw Orianne werd hij opgegraven en herbegraven te Eppegem (Militaire begraafplaats) in kist n° 541.
Met dank aan Willy De Witte, die me deze informatie bezorgde.
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
17 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:56 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
Het verkeer op den ijzerenweg tusschen Aalst en Gent werd den 17 September hersteld, en eenige Aalstenaars namen de gelegenheid te baat, om zich naar de grens te begeven. Maar weldra vernam men dat de brug opnieuw door den vijand bezet en bewaakt werd. Zekere Van Nuffel, van Lebbeke, kwam in Aalst toe met het volgende nieuws: “de Duitschers hadden hem willen dooden, omdat hij weigerde hen den weg te wijzen; zij ontnamen hem een varken en eene geit, ledigden zijne kassen en stolen zijn proviand; hij bevond zich thans met vrouw en kinderen in onze stad, en dierf niet meer weerkeeren; devijand brandde en moordde nog steeds te Lebbeke en te Sint-Gillis; Wieze zat vol vluchtelingen.” Gedurende zijn verhaal hoorde men in de nabijheid het geknal van hevige ontploffingen. Een groote volksmassa drong verschrikt in de bureelen des burgemeesters, schreeuwende:
- Men vecht op het Burgemeestersplein ! Belgische mitrailjeurs tegen een Duitsche patroelje !
't Einde asem kwam een Aalstenaar toegeloopen, die gilde
- 'k Heb een boer van Moorsel zien doodschieten op den ijzerenweg, aan de Pontstraatpoort !
Het geschut hield heel den morgen aan. Een Duitsch werd, op het Burgemeestersplein, doodelijk gekwetst, en twee zijner landgenooten licht gewond. De patroelje trok achteruit naar Hekelgem, en een Belgische auto rolde door de stad en verdween langs den Gentschensteenweg. Gedurende dit gevecht werd de woning van den schrijnwerker Van den Eynde beschadigd.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
18 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:58 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
Op 18 September kwam nogmaals een groep Duitschers van Moorsel, en eene nieuwe schermutseling had aan de Pontstraatpoort plaats. Twee pinhelmen stegen uit een auto, baron de Mumm en een doctor. Zij boden aan den burgemeester een geweer van Duitsch maaksel aan, hetwelk deze alleenlijk aanvaardde tegen een schriftelijke verklaring; s'avonds kwamen dezelfde personen dit wapen, op het politiebureel, terughalen. Wat truk !
- Binst den dag werd er gestreden nabij de kerk van Erpe. Twee Duitschers waren op den toren onzer Sint Martenskerk (1) geklommen, terwijl negen wielrijders de uitgangen bewaakten. s'Avonds bood zich ten Landhuize eene juffrouw aan, die zegde te voet van Brussel gekomen te zijn met eenen brief voor den burgemeester van Gent; zij vroeg een rijtuig om naar Lede te rijden, vanwaar de trein naar Gent nog bolde. Maar men vertrouwde de juffer niet verder dan haar schaduw en zij onderging een langdurig verhoor, tijdens hetwelk zij haar rechtzinnigheid bewees, met een vertrouwelijke mededeeling: “Burgemeester Max (2) is aangehouden” hetwelk slechts later zou geweten en bevestigd worden.
Te Lebbeke waren dien dag maar, zes menschen meer.
(1) St.Martinuskerk vanuit de Pontstraat gezien, links het St.Jozefcollege
(2) Brussels burgemeester Adolph Max
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
Terug naar “Eerste Wereldoorlog”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 1 gast