Alostum schreef:De "Burgerwacht", op de foto anno 1907 posseert het kader. In hun midden zit notaris K.De Vis, luitenant-kolonel bevelhebber van de Aalsterse Burgerwacht. In 1907 waren er 532 ingeschreven wachters te Aalst.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Oorlogskroniek der stad Aalst 1914-1918
Moderators: Alostum, david, janlouies
de Burgerwacht
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:31 am
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
4 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:32 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
Den 4 September 1914, rond 5 uur 's morgens, trok een Duitsch slagvaardig regiment onder het venster mijner slaapkamer voorbij. Ik ontwaak, wrijf eens goed den vaak uit mijn oogen; neven mijn bed staat altijd een tafeltje met schrijfgerief, omdat ik veel 's nachts werk; en ik noteer : « Eerst eene oneindige kolom grauwe voetgangers; de dauw schijnt nog te kleven aan hun grijze plunjen, mistkleurig en dik-bestoven; hun zware laarzenhielen dreunen in maat, hel-klinkend op en neer, over de morgenstille kassei. Tusschen hen stappen een vaandrig met de toegerolde vlag op den schouder, twee tamboers met hun trommel onder den arm, en een fijfelaar. Op een schild staat: Potsdam. Dan volgen de grijsgemantelde officieren te paard, eenigen onder hen bladeren in een notaboekje of schijnen een plan te bestudeeren; terwijl rooken zij rustig hun cigaar. Op een boerengespan rijdt een generaal majestatisch voorbij, met hoogen helm en breeden mantel. Daarna komen een viertal kanonwagens en veldkeukens, getrokken door een koppel paarden, dof-daverend aangereden; de mannen die er boven opzitten, houden kalm hun pijp in den mond. Het heer wordt gesloten door manschappen van het Roode-Kruis, met een band om den arm, en eenige reusachtige en zwartstoffige autos. Intusschen bollen wielrijders-verkenners langs beide kanten der straat gedurig heen en weer. Pas is het regiment voorbij, of het maakt rechtsomkeer en trekt terug vanwaar het gekomen was. Kort daarop volgt een tweede regiment, die een weinig later hetzelfde manoeuver uitvoert... Geen twijfel: z'hadden een verkeerde richting ingeslagen. En nu gaat dit volk naar Dendermonde tegen onze troepen vechten. »
De staf bleef nochtans in Aalst. Het luiden der klokken werd verboden. Gansch den voormiddag, tot ongeveer 10 uur, hoorde men, zeer nabij, het kanon: het waren vervaarlijke slagen, die onverpoosd, gelijk een langen donderdreun, voortrolden in het wijde; en daar tusschenin kon men gemakkelijk, van in het veld, de knettering waarnemen van honderden geweren, die in pelotons losbrandden en beantwoord werden... Ja, het moest er te Dendermonde schrikkelijk toegaan... Rond 1 uur deed een geweldige slag de stad opschrikken: de Duitschers hadden het sas op den Dender (1) doen springen; de dikke houten beschotten en balken waren, door de ontploffing, grootendeels weggerukt en het water zakte zichtbaar; in den omtrek waren eenige huizen beschadigd. Aan de statie en den spoorweg werden weer Duitsche posten geplaatst. Op het Vaartplein (2), vóór de fabriek Jelie, stonden een aantal wagens van den legertrein, en soldaten in blauwe uniformen liepen hier gestadig heen en weer.
Rond 2 uur namiddag eischten de Duitschers van den burgemeester logement voor 60 manschappen en 8 onderofficiers, die vereenigd moesten blijven in de Bierstraat, de Molenstraat (3) en de Vaartstraat. Ten einde zijn geburen alle ongemak te sparen, bood M. Gheeraerdts hen zijne olieslagerij aan, waar de heer schepen van openbare werken aanstonds stroo en bedden uit de Pupillenschool deed heenbrengen. De burgemeester hield zich verders ten stadhuize te hunner beschikking. Een officier kwam er hem vinden en verklaarde dat de Magistraat verantwoordelijk was voor het minste feit of vijandelijken kreet; dat hij het met zijn leven zou boeten, indien één Duitsch soldaat beleedigd werd. Tien schildwachten werden voor de poort des burgemeesters geplaatst, met bevel hem oogenblikkelijk neer te schieten bij de kleinste onaangenaamheid of opstand. Kalm en waardig antwoordde M. Gheeraerdts :
- Ik heb het mogelijke gedaan voor het handhaven der openbare rust. De plakbrieven hangen op de stadsmuren, waarbij ik volledige kalmte beveel. De bevolking is ontwapend.
Een major kwam tusschen. De burgemeester wilde dezen de gastvrijheid onder zijn dak geven. De weigering was beleefd:
- Het is verkieslijk, dat gansch de staf in de Pupillenschool verzameld blijve.
De tien schildwachten werden voor de poort weggetrokken; het eerewoord van den eersten Magistraat bleek voldoende; maar de bedreiging bleef nochtans formeel: in geval van oproer of vijandelijkheid, zou hij, als verantwoordelijk, gefusiljeerd en verscheidene notabelen der stad aangehouden worden.
Schrikkelijke nacht ! De moordenaars en brandstichters van Leuven kwamen in vlottende massas langs de Molenstraat de stad binnengestroomd, zingende en tierend. Op de Groote Markt gingen zij in gelid staan; de wagens werden rondom het kiosk gezet, de paarden uitgespannen en gestald. Al de gasthoven en logementen waren bezet. Die troepenmacht vertrok 's morgens in de richting van Assche.
Dien 4 September was Lebbeke (4) opnieuw het voorwerp van eenen aanval. De Belgen, die hier slechts eenige voorposten hadden gelaten, moesten achteruitwijken. Niettemin hadden zij den vijand geruimen tijd op afstand gehouden.
De inwoners werden door hevig geweer en mitrailjeusvuur gewekt, en men kan licht begrijpen welke vrees die reeds zoo zeer beproefde lieden doorstonden. Gedurende drie uren woedde de strijd in volle heftigheid, en 't was eerst ten 7 uur, dat de Belgen wegtrokken naar Sint-Gillis en Dendermonde toe, en met hen bijna de gansche bevolking. De Duitschers schoten op eenen trein, die voorbij een stopsignaal gereden was en aldus een petard had doen ontploffen; de 17jarige Maria Cornelis, van Sint-Gillis, werd op den slag gedood, en Frans De Cock, van dezelfde gemeente, werd zoo erg gekwetst, dat hij korts nadien bezweek. Nog twee ander personen bekwamen ernstige verwondingen. De vijand had den knal van den petard voor een geweerschot genomen en aldus op den trein gevuurd; hij deed te Lebbeke zijn intrede als moordenaar en dief. De soldaten braken de deuren open, sloegen de ruiten stuk en staken de huizen in brand. De dorpelingen werden uit hunne woningen gehaald, vrouwen en kinderen in het veld gedreven, en derwijze blootgesteld aan het gevaar, door de alom vliegende kogels doodgeschoten te worden. De mannen werden bijeengebracht en op rangen geplaatst, vóór de Duitsche troepen, en verplicht vooruit te gaan in de richting van Dendermonde. Kort daarna werd de gemeente gebombardeerd. De toestand der Belgen was onuithoudbaar; zij rukten over de Schelde en hielden den rechteroever bezet, terwijl zij de bruggen van Schoonaarde, Uytbergen, Wetteren en Melle vernielden.
Ten 9 uur 15 minuten nam de beschieting van Dendermonde aanvang: Een uur later drongen de Duitsche troepen in de stad. Uit het Hospitaal namen ze doctor Van Winckel, voorzitter van het Roode Kruis, en den E. H. Van Poucke, aalmoezenier van de Kommissie der gemeentehospitiën, als gijzelaars; in de Bank werd eene som van 2.100 fr. gestolen: ten 3 uur 's namiddags staken de pioniers het vuur aan de constructie-werkplaatsen en aan vier groepen huizen; de inwoners werden verplicht de stad, die gansch verwoest moest worden, te verlaten.
(1) het sas
(2) foto ca.1932, de Dender (stroomafwaarts, richting Dendermonde) met de in 1909 verhoogde spoorwegbrug, vooraan de St.Annabrug en links het Vaartplein met de fabriek Jelie.
(3) Molenstraat, richting Grote Markt
(4) meer hierover bij Paddy's "Dendermonde 1914" http://forumeerstewereldoorlog.nl/viewtopic.php?t=15367
nog twee Aalsterse gesneuvelden
Gaston Boute († Breendonk 04-09-1914)
Frans Van Heddegem († Münster, Duitsland 04-09-1914)
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
5 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:33 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Op 5 September, om 5 uur 's morgens, zag men een Duitsch wielrijder, die een platte muts droeg, - tot heden waren slechts puntige hoofddeksels bemerkt. - Het huis van den burgemeester, in de Vaartstraat, werd aangeduid als logist voor een major, een adjudant, een ordonnans en drie paarden; de adjudant was dezelfde, die daags te voren enkel bedreigingen uitte. 's Middags kwam de major en zijn ordonnans, - de adjudant at bij M. Isidoor Leclercq en vernachtte bij den notaris Breckpot. Aan tafel toonde de major de portretten zijner vrouw en twee zonen; dertien familieleden maakten deel van het leger. Hij was enkel de Duitsche taal machtig en praatte :
- Droeve oorlog.... Moedige, onverschrokken Belgen.... Te Leuven kende de woede mijner soldaten geen palen; de burgers en de vrouwen hadden op hen geschoten....
- Hoegenaamd niet, viel M. Michel in de rede. Het waren geen burgers, maar burgerwachten, en deze deden slechts hun plicht. Om u te overtuigen, zal ik u eene kapot en een kepi der garde-civique laten zien... Duitschers hebben te Leuven op Duitschers geschoten, die van Mechelen kwamen, troepen van von Manteuffel.
(Het is later bewezen dat die bewering echt was.)
De major betreurde de verwoesting van Leuven en der Hoogeschoolboekerij. Maar `t was oorlog ! Aan tafel gedroeg hij zich zeer matig, en bij bet nagerecht hief hij den beker in de hoogte en dronk: Op de Vrede ! s'Avonds kwam de adjudant als een wind binnengevlogen; hij hijgde buiten adem, en brabbelde in de Fransche taal, met koddige tongwending, een en ander over het bombardement van Dendermonde.
Ja, heden 5 September 1914, begon, onder't bevel van major von Sommerfeld, het stelselmatig afbranden der Schelde en Denderstad. Zelfs het hospitaal bleef niet gespaard, en werd met petrol begoten; zieken, grijsaards en gewonden moesten in allerhaast op een ander overgebracht worden; een zieke bleef in die vuurzee. De Begijnenkerk, een gebouw der XVIe eeuw, werd uitgebrand. De plundering duurde heel den nacht, en den 6 September gaf von Sommerfeld last, het vernielingswerk voort te zetten, of liever tevoltooien, zooals het dan ook geschiedde.
Op dergelijke wijze ging het toe te Appels en elders.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
6 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:35 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
Den nacht van 5 op 6 September 1914 klommen verscheidene Aalstenaars op ons Belfort (1), om vandaar, in den akeligen gloed der deinende verte, de verwoesting onzer Zusterstad te aanschouwen, waar alles lag te kermen en te huilen onder de woede en de ontzettende wreedheid der vernieling, waar al de huizen hun steenen in de lucht spuwden, als een vloek tegen den oorlog ...
Roekelooslicid was en bleef steeds een hoofdtrek van 't Aalstersch volk, en daarvan gaf onze stadgenoot Jaak Van den Bergh (2), die later in de plaatselijke gebeurtenissen een der hoofdrollen zou vervullen, het bewijs. Samen met een zijner vrienden had hij het besluit opgevat, den 6 September een bezoek aan 't brandend Dendermonde te brengen.
Na de eerste mis in de Collegekerk gehoord te hebben, trok men op weg. Gekomen te Gysegem, poogden aldaar vertoevende kennissen de waaghalzen van hun voornemen te doen afzien, doch zonder omkijken vervoorderden zij de gevaarlijke reis en geraakten heelhuids vóór de poorten van Dendermonde. Tegen het schietplein vonden ze de puinen van het eerste afgebrand huis en ontwaarden ze den heer stadssecretaris De Ley, met zijne dcchter, die hen toeriep: " Beste vrienden, keert terug, uw leven staat op het spel; niemand mag binnen de stad !" Algelijk ging het tweetal verder, voorbij den eersten loopgracht, over de krengen van gedoodde paarden, over ransels, helmen, schakos, gamellen en wapens. In de stad trof hen een ijselijk schouwspel: beneden alles in lichtlaaie vlammen, en er boven een reusachtige vuil-rosse rookwolk; knetterende vuurslangen likten de wanden der gebouwen; gevels vielen met dof geplof in de straten: miljoenen vuurgensters spatten in alle richtingen als van een monstervuurwerk, waar middenin, in den gloed scherp afgelijnd, de silhouet staat van het stadhuis, als 'n geboeiden athleet, die stommelings - datsem loslieten - op de branders, onder hem, zou springen en verpletteren en elkendeen dooddoen; en tusschen dit gesis en gedruis en gekraak, de zilveren klanken van het geteisterd klokkenspel, dat een lied uit langvervlogen tijden van roem en grootheid, een laatst vaarwel zong aan de oude Vlaamsche stede ....
Op de Groote Markt moesten de Aalstenaars elkander bijstaan om over de telegraafdraden, die te gronde lagen, te kruipen. In het gat der Markt, aan den goudwinkel Van den Durpel, stonden twee ouwmannekens; het huis brandde niet, maar vensterluiken en vitriens waren verbrijzeld, en daarbinnen lag alles overhoop: ledige doosjes genoeg, maar geen spoor meer van goud of zilver. Er was volk in den winkel; men hoorde het heen en weer gaan.
-Wat voor lieden zijn dat? En wat doen ze daar ?
- 't Zijn plunderaars, antwoordde een der oudjes: zij voltrekken het werk der Duitschers.
M. Van den Bergh plaatste zijn makker en de twee Dendermondenaars op wacht. Hij zelf ging binnen en kletste duchtig met den gaanstok onder de roovers - ze waren vier in getal - die naar de straat stormden en daar in de handen der wakers terechtkwamen; hun zakken werden doorzocht, maar waarschijnlijk hadden ze den tijd gehad, het gestolene weg te werpen, want zij bezaten niets meer. Van uit de puinen van het stadhuis werd er op de Aalstenaars geroepen: 't was de heer schepen Vermeersch, die alles gezien had, en er aan hield, onze stadgenooten te bedanken.
Aan den hoek der straat bemerkten zij een schildwacht, vóór wien een arme vrouw op de knieën zat. Het vuurroer naar de twee aankomende mannen gericht, deed hij teeken hem te naderen; zij toonden hun naamkaartje en wezen naar een brandende woning, waar, volgers hun zeggen, de zuster van M. Van den Bergh woonde. De soldaat was op het punt hen door te laten, wanneer, uit de richting der statie een compagnie pionniers of brandstichters opdaagde. De luitenant, een jonge kerel, vroeg wat de Aalstenaars daar verrichtten; de schildwacht gaf eenige woorden uitleg, en beiden kregen aanzeg, langs het station, uit de stad te gaan. Beter kon het niet, want dit schonk hen de gelegenheid, de verwoesting in gansch haar uitgestrektheid te aanschouwen. Vooraleer deze plaats te verlaten, bemerkten zij nog dat een pionnier met zijn bijl de luiken van een huis verbrijzelde, en dat de luitenant en twee soldaten vóór de opening stilbleven; nog waren zij uit de straat niet, of de vlammen sloegen reeds door de vensters; wat er daar ingeworpen was, konden ze niet onderscheiden. Verders geraakten de reizigers zonder ongevallen in hun haardsteden weer.
In Aalst bleef het eenige dagen rustig. Alom heerschte begijnhofstilte, die loodzwaar op de bevolking drukte.
(1) Het belfort
(2) Jaak Van Den Bergh (° Aalst 09-07-1868)
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
6 september 1914 (vervolg)
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:36 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Van uit Dendermonde bedreigde de vijand onze aftochtslijn naar Vlaanderen. Ons leger bevond zich in en rondom Antwerpen. Deze versterkte stelling was toen nog niet belegerd en onze troepen zouden er immers de Duitschers nog veel spel leveren, voornamelijk door de uitvallen van 9 tot 13 September. Kost wat kost moest Dendermonde aan ons blijven en de dekking uitmaken van der Belgen aftocht, die na den val van Antwerpen zou plaats hebben. Evenwel zetteden de Duitschers hunnen opmarsch voort, hadden reeds eene brug over de Schelde geworpen en waren op den linkeroever, in de richting van Grembergen, Zele, Lokeren en Wetteren doorgedrongen. Onze legerleiding gaf de eerste en de zesde afdeelingen bevel, den vijand te Dendermonde aan te vallen. Een vreeselijk gevecht had plaats; 't had lang geduurd: van den 4 tot den 7 September, en veel slachtoffers gevergd. De stad Dendermonde was in puin en asch gelegd; de bevolking, gemarteld en gefolterd, werd gevangen genomen en naar Duítschland gestuurd. De Duitschers verlieten de stad en hunnen aftocht geschiedde in de grootste wanorde. Onderwege plunderden en brandden zij zooveel ze konden, maar de Belgen zaten hen dicht op de hielen en waren weldra terug meester van den omtrek.
Een gekwetst Belgisch soldaat, Jules Delalune, geboortig van Belcourt (Henegouw), werd met een tiental wapenbroeders in het klooster der Eerw. Zusters van Gysegem, hetwelk in een hospitaal herschapen was, binnengebracht. Doch de Duitschers, steeds nader komend, verschenen aldaar ook met hun gekwetsten, en onze jongens gingen in 's vijands handen vallen. De geneesheeren deden het klooster ontruimen. Daar Delalune in bedenkelijker toestand verkeerde, besloot men hem alleen te vervoeren; maar de krijgsautomobiel, die de eerste gewonden wegbracht, werd op geweerschoten onthaald, en keerde niet meer terug; Jules bleef dus liggen waar hij lag, geschoten op 'n zonderlinge wijze: dóór den elleboog, dóór de long en zoo dóór de maag... Hij moest ten koste van alles gered worden. En al had hij maar eenige uren meer te leven, de goede Zusters wilden den lijder niet blootgesteld zien aan gebeurlijke mishandelingen. Zij lieten hem in de ziekenzaal, waarvan ze de deur op slot deden.'s Anderdaags wilden de Duitschers die plaats nazien; men gebaarde den sleutel niet te vinden en het onderzoek werd uitgesteld. Des nachts verdroegen de Zusters Delalune in een klein kamerken der kloostergemeente; vóór den toegang plaatste men een hooge kleerkas, opgepropt met kleedingstukken, en uit dit meubel waren de rugplanken genomen, zoodat men langs deze opening den gekwetste kon naderen en verzorgen.
Tot eenieders verwondering kwam Jules Delalune stillekens-aan tot beternis, niet alleen naar lichaam, maar ook naar ziel, want hij leerde, gedurende de weken die hij daar verstoken lag, de Catechismus en deed er zijn Eerste Communie. Zijn toestand beterde zóódanig, dat hij het verlangen uitdrukte, heen te gaan bij zijn ouders. Men verschafte hem het noodige om dien wensch te voldoen. Maar er viel op te passen, want de vijand was verwittigd dat in 't klooster een Belgisch soldaat verborgen zat. Doctor Goedertier's broeder was bestuurder van het College te Ninove, en hij besloot den jongeling daar naartoe te doen brengen. De zuster van M. Jaak Van den Bergh (Eerw. Zuster Rosalie) kwam tusschen om Jules naar Aalst, bij haar brocder, te voeren :
- Jaak zal er wel voor zorgen, zei ze zoo.
Op 't einde van October ging een der kinderen van M. Van den Bergh, alsdan dienstdoende burgemeester, zijn vader op 't Landhuis verwittigen, dat er in hun woning een gewond soldaat lag. Vliegens snelde M. Van den Bergh huiswaarts, vond er Jules Delalune, en ontbood doctor Leo De Clercq. Wanneer Jules' wonden vermaakt waren en hij op een malsch bed gelegd was, moest men er naar uitzien hem te redden. M. Van den Bergh had in zijn bezit een tilbury, op wielen van caoutchouc, dien hij de Duitschers ontfutseld had; dit was al iets; doch er ontbrak een paard; ook een man, die zwijgen kon. Louis, de knecht van M. Oscar Van Causbroeck, viel toevallig onder de hand, en de burgemeester maakte hem deelgenoot van het geheim. Louis, een goed hart onder 'n ruwe schors, scheen fier, tot het volvoeren eener edele taak uitgekozen te worden. Hij zocht en vond een paard en spande in; Jules werd in een dik wollen deken gewikkeld en neven den koetsier in den tilbury gelegd. Zachtjes aan, langs effen wegen, kwam men zonder slag of stoot in 't College van Ninove aan; aldaar stond juist een automobiel, die naar Edingen moest; met dit voertuig geraakte de gewonde bij de Zusters van den H. Vincentius te Edingen, en vandaar bij zijn familie.
Jules Delalune, gansch hersteld zijnde, poogde later terug naar het front te keeren; zijn eerste poging mislukte; een tweede maal geraakte hij tot aan de grens, doch werd aangehouden en naar Duitschland overgebracht; in den beginne stuurde hij nu en dan nieuws aan zijn weldoeners, maar weldra vernam men niets meer, en niemand weet wat hem gewerd.
Den Zondag 6 September hadden vier Jefkens hetzelfde ontwerp gevormd van hunnen stadgenoot M. Van den Bergh, namelijk een bezoek te brengen aan Dendermonde. Het waren Jozef Van Renterghern (1), Jozef Guns (2), Jozef Verbrugghen (3) en Jozef De Moor (4). Hun groep werd, bij het vertrek, aangevuld door drie makkers: Frans Temmerrnan, Arsène Van de Velde (5) en Leo De Schryver (6). Zonder vaar of vrees trokken zij af op Audegem, hetwelk in brand stond. Aldaar vernemende dat al de weerbare mannen gevat werden, zakte men langs Sint-Gillis af, naar Wieze. Doch hier was het halte. Een Duitsch officier gebood hen te blijven staan.
- Ge zijt soldaten. Vanwaar komt ge ?
- Van Aalst.
Na een kort onderzoek mochten de Aalstenaars verder gaan; maar nauwelijks was men eenige stappen wijd, of een vliegmachien verscheen boven hun hoofden en de pinhelmen schoten er stevig op los. De zeven vrienden verdoken zich in een elskant, allen dicht tegen elkander; en wanneer het gevaar geweken was, beenden zij over dik en dun naar den steenweg. Aan de brouwerij Callebaut vielen ze in een talrijken troep soldaten.
Onmogelijk te ontsnappen: allen werden aangehouden en ontkleed. De luitenant sprak van hen door den kop te schieten, beval de geweren gereed te maken en vergezelde het zevental tot bij den staf, die op den steenweg gebleven was. Daar ook hoorde men van fusiljeeren roepen ....
Maar neen: de vrienden werden aan elkander gebonden, de armen gekneveld en, onder schuppen en slagen, naar Lebbeke gebracht, waar men hen acht uren lang in eene kapel opgesloten hield. 's Avonds, om 5 uur, werden zij naar de dorpskerk gebracht, waar reeds 350 man zat, en gelegd tusschen vier kandelaars met brandende keersen, gelijk men doet voor eenen lijkdienst. Binst den nacht, kregen zij nat noch droog, en 's morgens, te 4 1/2 uur, moest men zich met een droge korst brood tevreden houden.
Wij staan hier het woord af aan eenen der ongelukkige Jefkens, die ons in zijn gemoedelijke taal zal vertellen wat er nadien gebeurde:
"Tusschen twee rijen soldaten trokken we met ongeveer 400 gevangen burgers naar Brussel. Onderwege schoot men een landman van Lebbeke dood. Aan de Beurs en aan de Noordstatie stonden de Duitschers ons te bespotten en te tergen. Wij werden dien Maandag, om half twaalf uur, in een trein geduwd en weggevoerd, en bleven, zonder 't minste voedsel, tot 's Woensdags, 3 uur 's morgens, wanneer wij te Aken toekwamen; daar kregen we rijstsoep. Den 9 September, rond 3 uur 's nachts werd ons gezelschap afgezet in het kamp van Sennelager bij Paderborn, en in 't burgerlijk gevang op stroo gelegd. Onze kleederen werden in den doomketel gesmeten en wij trokken naar het bad; daarna sneed men ons haar af en sommige gevangenen geraakten den helft van hunnen knevel kwijt. Tusschen ons bevond zich voornaam volk, onder andere den heer advokaat Cooreman, lid der bestendige deputatie, ja, zelfs miljonnairs; ik zag kinderen van 13 en 14 jaren, die uit den neus bloedden en te gronde zakten van flauwte en vermoeinis, en wanneer zij naar voedsel vroegen, klonk het steeds barsch: Schweinhund, totschieszen ! ... 's Middags gaf men ons eindelijk een keteltje roodekoolsoep. Den Donderdag avond werd elk een brood van 400 grammen toegeworpen. Daarna verbleef ik, samen met Engelschen en Franschen, alsook met zekeren heer Baro, van Dendermonde - die aldaar stierf - drie nachten onder de open lucht, zonder dekens; wij liepen van kou altijd rond, om ons te verwarmen.
Vier maanden lang zijn wij in die hel verbleven, werkende in regen en wind, gevoed met soep van kolen en snijboonen, watersoep, en bewaakt door duivels. Wat we daar doorstonden, is met geen pen te beschrijven. Eindelijk, den Zondag 24 Januari 1915, sloeg voor ons het uur der verlossing. Al de Belgen moesten hun stroozakken verbranden en op den koer komen. Het vertrek naar München geschiedde evenwel slechts den Woensdag, om 4 uur 's morgens. Wij stapten s'anderdaags af te Luik en bleven daar in een barak tot Donderdag s'middags. Te Mechelen sliepen we in eene cinemazaal; daar werd het volk, hetwelk ons eenig voedsel toestak, door brutale pinhelmen weggestampt. Met twee treinen kwamen we uit Brussel te Aalst, den 31 Januari 1915, toe en werden naar de Pupillenschool geleid, tusschen een menschenzee, tusschen rijtuigen en karrekens, aangebraccht om de 400 inwoners van Lebbeke, Sint-Gillis en Dendermonde naar huis te voeren. Immers, menigeen kon geen voet meer verzetten van uitputting en ontbering; ik geloof niet, dat men ooit zoo'n rampzalig vertoon zag; velen hadden nog slechts de huid over de beenderen. Een heer van kennis vroeg mij de hand; ik dierf hem deze niet toereiken ze was te vuil ....."
Den 6 September had eene botsing tusschen Belgen en Duitschers plaats te Oombergen; een pinhelm werd gedood, een gekwetst en twee geraakten krijgsgevangen. Denzelfden namiddag kondigde men een schermutseling aan op het grondgebied van Nederzwalm: de Duitschers, ten getalle van veertig, leden een bloedige nederlaag; ook een der onzen sneuvelde. Bijna tezelfdertijd werd er gevochten vóór de gemeente Oordegem.
Op dezen Zondag, 6 September, geschiedde op de Graanmarkt (7), onder de open lucht, een protestantsche lijkdienst. Gedurende heel den voormiddag hoorde men geweervuur. Waar was het ? Te Dendermonde ? Te Oordegem ? Neen: waarschijnlijk te Baevegem; aldaar had tusschen de Belgen en de Duitschers eene ontmoeting plaats; twee Belgische autos, die van Gent kwamen, wilden door de Duitsche troepen; zes Belgische soldaten werden gedood en eenige Duitschers erg gewond, die men naar het Rood Kruis der Pupillenschool (7) overbracht. Na den noen, hevig kanonnengedommel in de richting van Wetteren. De major, bij burgemeester Gheeraerdts ingekwartierd, vertelde met vollen mond: dat er gevochten werd rond Maubeuge; dat er in den omtrek van Dendermonde 4000 Duitschers gevallen waren; dat zijn volk op Aalst afzakte en de Belgen zich saamtrokken op Antwerpen, enz., enz. Rond 9 ure 's avonds brachten hem twee officieren een brief; zijn oppasser schikt de koffers in orde; hij zelf gaat slapen, maar voorziet dat hij gedurende den nacht zal moeten vertrekken. En zoo geschiedde het: rond middernacht trok de major er uit. 's Morgens vond men in de kamer een stuk inpakpapier met het adres: «Major Karl Hildebrand, Hambourg, 18e division, 86 reserve regiment, 32 bataillon.»
(1) Jozef Van Renterghem (° Aalst 03-03-1880)
(2) Jozef Guns (° Aalst 26-03-1870)
(3) Jozef Verbrugghen (° Aalst 21-01-1877)
(4) Jozef De Moor (° Aalst 17-03-1877)
(5) Arsène Van De Velde (° Aalst 23-03-1874)
(6) Leo De Schrijver (° Aalst 24-01-1896)
(7) De Graanmarkt, links het Atheneum, rechtop de Sint-Martinus kerk en rechts de pupillenschool.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
7 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:37 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Den 7 September van 6 uur's morgens, heerschte groote beweging: doortocht van Duitsche troepen, kanonnen, voetgangers, ruiters, autos, twee reusachtige automobielen van den staf. Terwijl deze krijgsbende door onze straten toog, dreunend en lallend
Mit Gut uns Blut zum unterpfand
Dem Kaiser und dem Vaterland !
Verscheen een Duitsch vlieger, die een vlagje, aan hetwelk een briefken gehecht was, liet nederdalen. Alhoewel geen moeite gespaard bleef om dit bericht in handen te krijgen, duurde het zoeken zóó lang, dat de bevelvoerende generaal ongeduldig werd en dreigde gansch het statiekwartier in brand te steken, in geval het stukje papier niet te voorschijn kwam. Een patroelje Uhlanen ging in negen aanpalende straten, van huis tot huis, opzoek; waar de bewoners afwezig waren, werden de deuren met, bijlslagen opengebeukt. Drie ruiterijsoldaten drongen, in de Koophandelstraat, ter woning van den vleeschhouwer Adolf Scholliers; zij grepen den braven man vast, plantten hem den revolver op de borst en sleurden hem naar boven. Beneden hoorde men het eendelijk kermen van den ongelukkige, gelijk hij op den zolder mishandeld werd; vervolgens zagen zijn vrouw en kinderen hem beneden, naar de straat trekken, weer binnen brengen, andermaal naar boven sleuren, om daar opnieuw geslagen en wreed gestampt te worden. (Adolf Scholliers overleed den 13 Mei 1916, tengevolge dezer martelie). Het briefje werd eindelijk gevonden, overhandigd aan den politiecommissaris Bauwens en den aanvoerder besteld; er stonden slechts twee woorden op: Frankreich gefarlich; dus een bevel om met verhaasten stap naar Frankrijk te rukken. - Onderwege had dit krijgskorps den E. H. Pastor van Moorsel gevat en meegebracht tot op de Moorselschebaan; daar de gevangene, gekomen aan het Lieve-Vrouwplein, niet verder kon, liet men hem gaan; doch de E. H. Pastor Lauwereys, van Mijlbeek, werd uit zijn woning gehaald, om den Pastor van Moorsel tusschen de opgedrevenen te vervangen. In de stad nam men verscheidene rustige toeschouwers mee, waaronder den heer schepen Felix De Hert en M. Jules Eeman; onderwege werd M. De Hert door de soldaten laffelijk geslagen en mishandeld; velen der aangehouden Aalstenaars moesten ransels en geweren dragen en herkregen slechts de vrijheid na twee uren gaans.
Ten 1 uur stapte de oppasser weer bij den burgemeester binnen en kondigde de terugkomst aan van den major en van nieuwe troepen. Daarna liep hij naar de olieslagerij zijn oud logist opzoeken. Een luitenant en twee onderofficieren, zonder zich om iemand te bekommeren, traden in huis, klommen naar boven en namen de kamer, voor een generaal bestemd, in beslag; vervolgens kwamen zij in de verandah zitten, begonnen te rooken en vroegen een glas Rijnschen wijn. Om 7 uur daagde Hildebrand op, voor het avondmaal, en hij bracht twee officiers mee; de major, de drie nieuwe eters bemerkende, toonde zich over hun aanwezigheid weinig gevleid. Ten 9 uur, ander heeren: een paardenmeester en een kommandant, stoute stuivers, die naar het tweede verdiep trokken; M. Michel ontmoet hen op den trap: « Wij hebben al de kamers noodig, zeggen ze, en de poort van het huis moet dag en nacht openblijven.» Heel den nacht was het er een helsch rumoer, en zulks zal niemand verwonderen als wij zeggen dat er bij den burgemeester verbleven: in het woonhuis 1 major, 5 officieren, 2 onderofficieren; in de magazijnen 8 ruiters met hun paarden; in de olieslagerij 8 onderofficieren en 85 manschappen .... Ruiters en voetgangers vochten onder elkander voor het slaapgoed !
In de stad zochten de officieren naar vleesch en brood: bloem was er niet, en het vleesch was schaarsch. De verbintenis met Gent lag verbroken. De politie werd gelast met het verzamelen van eenige eetwaren.
Aan de boomen der Graanmarkt staan 's nachts veel paarden gebonden.
Denzelfden Maandag, (7 September) kwam een detachement van 't leger van von Boehn te Melle-Quatrecht. Belgische vrijwilligers en Brusselsche burgerwachten versperden den weg. De vijand zulks gewaar wordende, verschool zich in het, Blauwselfabriek, en toen ons volk onder hun bereik kwam, openden zij een hevig vuur. Daar de Belgen, desondanks, steeds meer, en meer naderden, trachtten de Duitschers in de zijde aan te vallen en verlieten het fabriek, zij verdoken zich in eene reeks huizen om vandaar onze troepen te beschieten. Zij werden evenwel uit deze verschansing gejaagd, doch staken dezelve in brand, de Belgen aldus belettend er gebruik van te maken. Ook ander woningen stonden aldra in lichterlaaie. De vijand kreeg het ten slotte te kwaad en moest vechtend achteruit. De Belgen hadden negen dooden; verscheidene burgers lagen links en rechts vermoord; in stallen en aanpalende weiden vond men de krengen van talrijke paarden, koeien en zwijnen; op den steenweg lag den halfopgebranden wagen en daarneven de twee gedoodde paarden van den Aalstenaar De Strooper-Corthals; dertig huizen waren de prooi der vlammen geworden. Van de Duitsche verliezen kon men niets te weten komen.
Bezijden den Gentschensteenweg, ter wijk Siesegem, staat het buitengoed van deurwaarder Van Muylem, een eigendom van ongeveer twee hectaren, met muren rondomhenen, - een peiselijk nest, waar kunst en poëzij oekeren. Op het dak van het kasteel verheft zich een toren, die de omliggende uitgestrekte vlakte beheerscht, - gansch geschikt om te dienen als verkenningspost en verschansing.
De bewoner zat rustig in den tuin, wanneer men hem verwittigde, dat een Duitsche patroelje binnen gekomen was. Hij ging zien en bevond zich voor een luitenant, een onderofficier, een korporaal en acht soldaten. De officier groette en zei, in de Fransche taal, dat hij het buitengoed kwam bezetten, ten einde aldaar een post in te richten.
- Indien ge dit recht hebt, mijnheer, antwoordde de eigenaar, kan ik mij daar niet tegen verzetten.
De luitenant uitte eene verontschuldiging voor den last, dien hij berokkenen moest : de oorlogs-noodzakelijkheid eischte het.
- Zijn er soldaten ten uwent ?
- Neen.
- Hebt gij wapens?
- Neen.
- Open deuren en vensters.
M. Van Muylem gehoorzaamde. Wanneer de woning doorloopen en doorzocht was, gaf de overste bevel een verkenningspunt te maken langsheen de omheining, met het hout, hetwelk in eene afhankelijkheid gevonden werd. De soldaten zaagden de takken van de boomen, die het uitzicht op den steenweg belemmerden; twee manschappen werden op de groote baan gesteld, twee aan den uitgang van het kasteel, twee bleven in den verkenningspost en de overigen doorsnuffelden den hof. Nadien sprak de officier:
- Ik verbied u, aan de soldaten bier of likeur te geven. Heden avond, ten 6 uur, ben ik terug.
Hij vertrok en kwam s'avonds weer, Dan vertelde hij. De luitenant was in het burgerlijk leven leeraar aan de Hoogeschool van Kiel; Duitschland had de oorlog niet gewild; hij was hem door de omstandigheden opgedrongen; de krijg zou niet lang duren; de Belgen hadden dapper hun plicht gekweten; feitelijk aanzag Duitschland ons niet voor vijanden; er kon hoegenaamd geen spraak zijn van aanhechting: de Congo, dat was wat anders ! wellicht zou men ons de kolonie afkoopen. Ten slotte vroeg hij nog:
- Hebt gij u van de soldaten te beklagen ?
- Neen, antwoordde M. Van Muylem.
- Het groot leger zal hier binnen eenige dagen voorbijtrekken. Alsdan moeten wij u verlaten. Intusschen zult ge nooit beter bewaakt, nooit veiliger geweest zijn.
Tot morgen.
Een weinig later legden zich zes soldaten in de voorkamer van het gedoen te slapen. De overigen bleven op wacht.
De dag ging tenden.
Het werd een mooie zachte Septemberavond.
In den omtrek ademde alles vrome piëteit.
De boomen werpen lange schaduwen in het geel-groen gers. In het peilloos diep der oneindelijkheid doezelt alles weg in wuivende wazige allengerhand uitdunnende nevels, in trillende deemstering. 't Zinkend zonnelicht spat nog eenige druppelkens goud in den fluweelen blauwen mantel; en tusschen de gerren der bosselkens spelen tallenkante klaarten van oranjegloed. Verre, stadswaarts, jubelen, door het wijd, de preludes van den beiaard ....
M. Van Muylem zat op een hofbank, naast een lang perk van geurende violetten, doorstippeld met heliotroop. Een soldaat kwam een fosfoortje vragen om zijn pijp te doen branden. Hij nam neven den eigenaar plaats en keuvelde: dat hij boomteelt-overste was in den omtrek van Hannover; dat hij hoopte dat de oorlog niet lang zou duren. Na een poos sprak hij opnieuw, en zijn stem beefde; in zijn blikken vol melancolie glinsterden tranen; hij tuurde strak in de verte, in de stervende zonneschemering; en hij sprak van zijn vrouw, en hij weende om zijn kinderen ....
De avond verdween met de omgeving in de maskerade van den nacht. De roode boorden, die de ondergaande zon aan de wolken schilderde, zijn losgerocht en in een andere wereld weggeslonken. Ommendom slaap alles bladstil, in wervelschaduw. Alopeens valt een zware slag van klokkenbrons uit de steenen monden des kerktorens van Nieuwerkerken, die rijzekens nog iets van z'n stompheid laat zien.
Alleen de sehildwachten waakten. Edoch ook op den bewoner had de slaap geen vat, en, ter legerstede uitgestrekt, in de lezing van een boek, verbeidde hij den morgenstond.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
8 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:38 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
De daggodin glom in volle luister aan de kim en verlichtte boomen, bloemparken en struikgewas. De vergulde weerhanen van het kasteel schaaierden met zilver-geel licht, vloeiend opaal.
Tusschen 4 en 5 uur weerklonken plotseling, onder het venster, twee geweerschoten. Onmiddellijk daarna verscheen de hovenier op de stoep van het kasteel, daar hij murmelde
- Een Duitsch heeft zich gezelfmoord. Dáár, op den grond, daár ligt hij ....
M. Van Muylem had het voorgevoel van iets onheilvoorspellend.
Hij naderde.
Op den grond lag de soldaat, die, voor eenige uren, weende bij het herdenken van gade en kinderen, - het dijbeen doorschoten; de tanden vast op elkander gesloten; de blikken star open; het wezen doodsbleek
Men hief hem op.
Al de soldaten waren bijeen en spraken onder elkander met gedempte stem. Voorafgegaan van den onderofficier, die den revolver in de hand geklemd hield, doorstaken ze met hun bajonetten struiken en heesters ... Hoopten zij den dader, den plichtige te ontdekken ? .... Ongetwijfeld .... Zij vonden natuurlijk niets. Alsdan werd een krijger uitgezonden, die weldra met den luitenant terugkwam:
- Was ist hier los ? Wat gebeurt hier ?
De soldaat gaf eenige woorden uitleg. Maar op dit oogenblik trad een Duitsch toe, die zijn post aan de poort verliet, en riep
- Der kerl hat sich selbst geschossen !
De officier deed de soldaat naderen. Deze kwam, en, de hand aan den pinhelm, vertelde hij, dat hij zeer wel gezien had wat er voorgevallen was: dat zijn wapenmakker eerst een schot in de lucht zond
en vervolgens het geweer op zich zelf richtte ... Hij had hem zien schieten; hij had het zéér goed gezien.
Daarna keerde zich de luitenant tot M. Van Muylem, en vroeg hem in de Duitsche taal:
- Waar is uw witten hond ?' Doe eens uw witten hond komen.
- Padruga !
De groote hazewind, zacht als fluweel en glinsterend van witheid, naderde met lichten en edelen tred; hij plaatste zich naast zijn meester en stak streelend den fijnen spitsen kop onder diens arm.
- Wat wilt ge van Padruga ?
Maar reeds had het beest de vleiende hand gelost; en de grond doorsnuffelend, begon het met de voorpooten te krabben. Een Duitscher, die Padruga, bereids eenige stonden te voren, had zien wroeten op de plaats waar den gekwetste gelegen had, duwde den hazewind weg en verwijdde met zijn zakmes de opening in den grond; hij stak er de hand in en bracht den kogel te voorschijn, die het been van den soldaat doorboord had. Hij gaf het projectiel aan den officier. Deze onderzocht het met argusoog en moest zich overtuigen, dat het nen kogel van een Duitsch geweer was. Hij richtte eenige woorden tot zijn manschappen en liet hen gaan. Vervolgens sprak hij tot M. Van Muylem, in de Fransche taal
- Vous avez là une bien jolie bête, bien intelligente.
Hij groette op krijgsmanier en vertrok met zijn rijwiel.
Later, wanneer het voorwendsel der franc-tireurs ter verontschuldiging ingeroepen werd voor de jammerlijke maatregelen door de pinhelmen tegen onschuldige lieden genomen, dàn eerst begreep de eigenaar aan welk groot gevaar hij en de zijnen ontsnapt was; dàn besefte hij welke erkentenis hij den schoonen hazewind, die den Duitschen kogel teruggevonden had, verschuldigd was. Onze lezers zullen wellicht vragen wat er van Padruga gewerd, wanneer M. Van Muylem, eenige dagen later,verplicht was zijn eigendom te verlaten ? Het kasteel werd daarop deerlijk gehavend door kogels en bommen, en de inwoners moesten het ontvluchten. Verscheidene weken nadien, wanneer het buitengoed door de Duitschers verlaten was, lag er alles vernield. De hond was meegevoerd. Godweet naar welk slagveld leidde hem zijn nieuwen meester" ... Of werd hij wellicht door, een menschlievende ziel ingenomen ? ... Misschien is hij dood ? ... 't Is niet geweten. Maar men denkt nog immer met weemoed aan de edele trouwe Padruga ...
Den 8 September werd pak en zak gemaakt. Major Hildebrand was reeds tusschen middernacht en 1 uur vertrokken; de andere officieren volgden tusschen 3 en 6 uur; de doctor en de veearts verlieten hun logement rond 6 uur; paarden en ruiters trokken weg om 7 1/2 uur. Gedurende heel den morgen was het in de Molenstraat en de Vaartstraat een onafgebroken optocht van Duitsche troepen; tweemaal zag men een vliegtuig, hetwelk aan de soldaten teekens gaf. In den namiddag keerde dezelfde horde in de stad weer, met 84 boeren, die van vermoeinis neervielen; men zei dat deze ongelukkigen te Lebbeke voor de troepen geplaatst waren. Een officier, bij name Baerth, van het 3e bataljon reserve-infanterie, regiment 31, die goed Fransch sprak, eischte de haver en het hooi op; hij moest ook brood en vleesch hebben voor zijn mannen en beloofde, bloem te zullen geven in verwisseling met brood. Deze troepen namen een Chineesch of Japaneesch ambassadeur, die in auto de stad doorreed, gevangen. In den valavond hoorde men meer bijzonderheden over de inname van Dendermonde: een Aalstenaar, die vandaar kwam, had in de puinen zeven verkoolde lijken gezien, en in de smeulende straten veel honden en menigen plunderaar; hij was een klein huisje binnengetrokken, hetwelk onaangeraakt bleef en waarin hij een zieltogenden mensch vond; op de deur was met krijt geschreven: Gùte Leute. De Duitsche kolonel Bervoets, die het afbranden van Dendermonde bestuurde, had zes woningen aangeduid, die moesten gespaard worden. De Duitsche chef, in de verwoeste stad begraven, zou een graaf von Fürstenberg zijn. Er werd ook verzekerd, dat Amerika aan de Duitschers bevel gegeven had, hun troepen binst de acht dagen uit België te trekken.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
9 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:39 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
s'Anderdaags, 9 September, gewaagde men van een groot gevecht in het Walenland. De hier liggende troepen zouden tot versterking daarheen gezonden worden. Edoch, nader inlichtingen ontbraken, alle briefwisseling onderschept zijnde. Rond 10 uur 's morgens vroegen de Duitschers naar rijtuigen en lichte gespannen, om hunne gekwetsten te halen naar Lede, waar Belgische verkenners een hunner patroeljen verslagen hadden, en naar Leeuwergem, waar op 8 September gevochten was. In den namiddag kwamen een onderofficier en vijf soldaten, met eene Duitsche kar, haver opeischen. Men deed hen bemerken dat de voorraad bijna uitgeput was, dat zij haver uit Duitschland moesten doen komen, waarop zij antwoordden: ,,Binnen een maand is alles Duitsch; geeft maar wat er overblijft.„ Verscheidene soldaten waren gelast zich te verzekeren of Burgemeester Gheeraerdts geen Amerikaansen zaakgelastigde was .... Hielden zij hem voor Gerard, de Amerikaansche diplomaat, die later de reis naar Berlijn deed ? ....
De hier vertoevende pinhelmen waren niet gerust, en verwachtten er zich aan, alle oogenblikken te moeten oprukken. Ondertusschen ging de burgemeester van Gent, te Oordegem, de Duitschers; te gemoet, opdat de vijand zijn stad zou sparen. Vijandelijk volk trok op Audenaarde en Sottegem. 's Nachts vertrokken schoone trekpaarden, gereed om ingespannen te worden; groepen wielrijders doorkruisten de stad en zochten inkwartiering. Een brandreuk vervulde de lucht: op de Graanmarkt had men eene militaire bakkerij ingericht en mutsaard gedroogd en ten deele verbrand.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
10 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:40 am
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
Gedurende den voormiddag van 10 September bromde het kanon in de verte. 's Namiddags stonden op het Statieplein tweehonderd Duitschers verzameld. De Duitsche vlag wapperde op het reizigersstation.
Het Aalsterse station, lijkt een beetje op een middeleeuwse burcht, werd samen met de spoorlijn Aalst-Brussel op 6-7-1856 ingehuldigd. De architect was een nederlander Jean-Pierre Cluysenaer. Sinds 1978 is het een beschermd monument.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
11 september 1914
Geplaatst: 11 Mei 2010 08:42 am
Alostum schreef:Petrus van Nuffel:
Den 11 September waren het station en de bruggen bewaakt door Duitsche soldaten in blauwe uniformen gekleed. De troepen eischten bedden en slaapgoed; alles moest tegen 7 1/2 uur klaar zijn; zij verwachtten voorraad en munitie.
Het dagblad De Volksstem had in zijn nummer van 4 September gemeld dat Duitschland in rouw gedompeld was, dat het gebrek aan volk had, en dat er de omwenteling en de hongersnood dreigden; dit alles weergegeven naar een artikel, verschenen in het Engelsch blad The Standard. Den 11 September 1914 kwam een officier der alhier liggende Duitsche troepen naar het bureel van het dagblad vragen uit welke bron men de inlichtingen voor bedoeld artikel had geput; tezelfdertijd werden de bestuurder en een opsteller verzocht om tegen half twaalf uur, in de statie, bij den hauptman te zijn. Beiden kwamen dus in het station, op de kaai voor de treinen naar Gent. Zij waren daar getuigen van een algeheele verwoesting: tusschen dien chaos van vernieling stonden veldkeukens, kanonnen en wagens en een honderdtal pinhelmen. Een der soldaten gaf aan den overste verslag, en deze kwam bij de vertegenwoordigers van het dagblad. Al de moffen omringden hen. De hauptman zegde dat men in De Volksstem moest schrijven: "dat Duitschland overal zegevierde en dat er nog drie
miljoen vrijwilligers aankwamen om het leger te versterken." Vanwaar die kwamen, vergat hij echter te zeggen. Terwijl de bevelhebber nog aan het pochen was, zag men in de Statiestraat twee ruiters statiewaarts rennen; aller blikken waren op hen gericht; de jagers stegen van hun paarden en kweten zich van hun boodschap .... Het nieuws moest weinig gunstig zijn; men verstond iets als van dreiziq kilometer, maar meer niet. Althans, op een wenk stond alles overhoop en men gaf den brui om de dagbladschrijvers, die mochten vertrekken. Toch moest de hauptman hen nog toeroepen dat "alle tijdingen uit Fransche of Engelsche bron leugens waren"; hetgeen de heeren uit De Volksstem hartelijk lachen deed.
De Duitsche vlag werd op het station neergehaald en de soldaten rolden, om half drie uur, hun matten. Wat gebeurde er ? ... Men sprak van een groote Fransche overwinning; de Duitschers zouden Brussel verlaten, enz., en de praatjes gingen hun gang. Dat er iets broeide was nochtans stellig. In de straten ontstond een kleine paniek, tengevolge van de opvordering van karrekens en wagens. Door de Vaartstraat toog een groep muziekanten, gevolgd van in 't blauw gekleede krijgers, verscheidene kamions en mitrailjeusen; een dikke kolonel te paard bracht hen naar den Brusselschensteenweg. Belgische en Fransche soldaten zouden in 't zicht zijn ? ... Waren er, tusschen 4 en 5 uur, op den ijzerenweg, geen Belgische wielrijders gezien ? ...
Bakker De Smet, van Erondegem, vertelde in de stad, dat zijn kamion en twee paarden te Melle verbrand werden; zijn twee zonen en zijn neef waren als gijzelaars genomen en veroordeeld om gefusiljeerd te worden; de neef, een oud Hollandsch soldaat, dankte zijn verlossing aan de Hollandsche medalie, die men op hem vond, en hij verkreeg de vrijheid zijner gezellen.
Rond 5 uur kwam de overste der Zwarte Zusters voor haar kloosterlingen en voor de Theresianen paspoorten vragen. Een Duitsch soldaat, te Ninove gekwetst, en in de Pupillenschool alhier door Belgische Zusters verpleegd, sprak over de afschuwelijke tooneelen van Leuven: "De Zusters Karmelitersen, door de invallers verplicht het klooster te verlaten, waren buiten de stad gebracht; eene der Zusters had zich aan den voet bezeerd, verloor overvloedig veel bloed en viel bewusteloos ten gronde; haar gezellin bukte zich om haar op te nemen, wanneer een Duitsch helhond toesprong en de twee weerlooze vrouwen met zijn bajonet doodstak ....
Uit "Onze gepantserde treinen in 1914" (zie ook http://forumeerstewereldoorlog.nl/viewtopic.php?t=4734)
De 11de september kreeg Lt. Michel bevel van het G.H.K. zich naar Gent te begeven en zich ter beschikking te stellen van Generaal Clooten. `s Avonds is hij bij deze laatste in zijn bureel wanneer Generaal Deguise hem telefonisch opdracht geeft de bruggen over de Dender te vernietigen, dit te Aalst (1) en te Denderleeuw. Lt. Michel deed eerst een verkenning met een express-lokomotief, type 17, met de tender vooraan en gewapende met een mitrailleur. Een onderoffiicier en zes man vergezelden hem. De burger-stoker en machinist, de heren van Aerle en Marien, hadden geweigerd hun machine te verlaten en stuurden dus zelf. Tussen Schellebelle en Aalst waren de lijnen van de signalen doorgesneden. Alle stations waren verlaten. Enkel te Lede was de stationschef op zijn post gebleven. Hij meldde dat voorbijtrekkende Duitsers de sporen wat verder hadden opgeblazen maar arbeiders hadden dit al hersteld. De Duitsers hadden alle telegraaf- en telefoontoestellen in het station vernield maar de chef had een telefoontoestel kunnen verstoppen en had het daarna op een nog intakte telefoonlijn verbonden.
Tussen twee invallen van de Duitsers, kon hij zo op gevaar van leven, interessante inlichtingen bezorgen aan Generaal Clooten in Gent. In Aalst vond Lt. Michel het station verlaten en het seinhuis vernield. Tot Denderleeuw geraakte men niet omdat het spoor onderbroken was.
Uit "The Bryce Report. Report of the Committee on Alleged German Outrages" (zie ook http://www.firstworldwar.com/source/brycereport.htm)
Alost was the scene of fighting between the Belgian and German armies during the whole of the latter part of the month of September. In connection with the fighting numerous cruelties appear to have been perpetrated by the German troops.
On Saturday, the 11th September, a weaver was bayoneted in the street. Another civilian was shot dead at his door on the same night. On the following day the witness was taken prisoner together with 30 others. The money of the prisoners was confiscated, and they were subsequently used as a screen for the German troops who were at that moment engaged in a conflict with the Belgian army in the town itself. The Germans burnt a number of houses at this time. Corpses of 14 civilians were seen in the streets on this occasion.
A well-educated witness, who visited the Wetteren Hospital shortly after this date saw the dead bodies of a number of civilians belonging to Alost, and other civilians wounded. One of these stated that he took refuge in the house of his sister-in-law, that the Germans dragged the people out of the house which was on fire, seized him, threw him on the ground, and hit him on the head with the butt end of a rifle, and ran him through the thigh with a bayonet. They then placed him with 17 or 18 others in front of the German troops, threatening them with revolvers. They said that they were going to make the people of Alost pay for the losses sustained by the Germans. At this hospital was an old woman of 80 completely transfixed by a bayonet.
Twee Aalsterse soldaten sneuvelden
Emmanuel Droesbeeck († Wilsele, Leuven 11-09-1914)
Julius Persoons († Haacht 11-09-1914)
(1) Spoorwegbrug over de Dender te Aalst (gebouwd in 1910)
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Wie het verleden vergeet, herhaalt er de vergissingen van. (Bertold Brecht, 1898-1956)
Terug naar “Eerste Wereldoorlog”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten