Alostum schreef:A. Van der Heyden:
JULI 30
Al de uithangborden moeten weer op de herbergen geplaatst worden, zoniet 30 mark boete.
Van heden af kwam het "soldaatje" spelen door de kinderen volop op gang. Lange stoeten meisjes van 10 tot 14 jaar deden optochten door de straten. Er was voetvolk, er waren rode-kruiswagentjes met verplegers en verpleegsters, er waren krijgsgevangenen en met stoofbuizen gefabriceerde kanonnen. En er werd gezongen dat het een aard had.
Het laatste stukje grond wordt door de mensen in groententuintjes herschapen.
Aanleggen van het park in de Osbroek. Grootte ± 20 ha. Het werk werd uitgevoerd door 650 werklieden met 15 toezichters. De ondernemer was F. Peynsaert. Het werk duurde 8 maanden en eindigde op 30 maart 1916. Er waren 20.000 km3 grond vervoerd.
Geplante bomen :
hoogstambomen 70 soorten - aantal 3100
treurwilgen 120
piramiden 1.200
sparren 1.200
struiken 6.000
Vissen :
blieken 15.000
grondels 4.500
karpers 1.700 (alle soorten)
allerhande soorten vis 3.500
allen in de vijver gestort.
Op 1 juni 1916 bezoeken 5.500 mensen het park.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Oorlogskroniek der stad Aalst 1914-1918
Moderators: Alostum, david, janlouies
30 juli 1915
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:53 pm
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
augustus - september 1915
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:54 pm
Alostum schreef:A. Van der Heyden:
AUGUSTUS EN SEPTEMBER
In deze maanden komen steeds meer en meer legerafdelingen van het Yzerfront naar Aalst om er uit te rusten. Daar er geen lokalen genoeg voorhanden zijn worden deze bij de burgers ingekwartierd. Deze kregen volgens de beschikbare plaatsen één of meer soldaten te herbergen. Meestal zagen deze mannen er zwaar vermoeid uit en moedeloos. Al de klederen die ze aan het lijf hadden, zaten vol met honderden luizen. Het eerste dat ze aan de mensen vroegen was water om zich eens duchtig te wassen. Daarna werden de klederen duchtig met stokken uitgeklopt om ze zoveel mogelijk van luizen en vlooien te ontdoen. Dat kleergoed werd alsdan door de soldaten gewassen en te drogen gehangen. Gezien het zeer warm weder stelde dit alles niet erg veel problemen en de soldaten liepen veelal in hun naakt lijf, enkel met een broek aan. Door den band hadden de burgers met deze mannen heel weinig last en werden door hen vriendelijk bejegend. Meer nog, ze waren zeer gedienstig en staken bij vele mensen een handje toe bij hun dagelijk werk. Wij hebben er eens drie gehad die bij ons hielpen metalen laden en lossen, zakken met koopwaar ledigen of vullen en verder in de hof die mijn vader wat verder huurde, gingen spitten, zaaien en planten. 's Avonds zaten we tezamen op de grote koer en dan vertelden ze soms een en ander over wat ze aan de fronten al hadden meegemaakt. Allen waren de oorlog hartig beu en verlangden niets liever dan naar huis te gaan bij "mutter".
Het meest stak hun tegen dat ze regelmatig naar het kerkplein moesten om inspecties te ondergaan en marcheeroefeningen te doen onder het bevel van brullende feldwebels, die feitelijk zelf niet graag hun werk deden, maar ook door de officieren werden uitgekamd.
In Moorsel zijn er gedurende maanden gelegerd geweest. Deze maakten zich zeer nuttig door het land te helpen bewerken en de oogst binnen te halen. Tweemaal per week kwamen ze met karren naar Aalst om proviand te halen. Langs de andere kant was hun verblijf goed om te helpen de veldvruchten te bewaken en ook om ongenode gasten en ongure elementen van het hof te houden.
Natuurlijk lagen vele andere soldaten in de scholen wat de kinderen zeer blij stemde omdat er alsdan geen sprake was om de klassen na de vakantie te herbeginnen. We gingen er slechts dagelijks heen om ons portie soep en onze koeken. Voor de rest liepen we vrij, straat in, straat uit, om te kijken of nergens iets speciaals gebeurde. Het was voorwaar een rustige periode.
We hoorden alsdan ook zeggen dat er in de stad zoveel jonge vrouwen met de Duitsers liepen, en er in het openbaar gingen mee wandelen. Wat wilt ge ? Vele van onze mannen waren weg, de eenzaamheid woog zwaar bij vele vrouwen en ook gaf dit soms de gelegenheid om wat eten te bekomen. Over echte slonsen of publieke vrouwen behouden we liefst het zwijgen, ten andere we waren te jong om ons daaraan te interesseren.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
11 augustus 1915
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:55 pm
Alostum schreef:Eduard Alphonse Joseph Deurwaerder (komt voor in de lijst met Aalsterse gesneuvelden, maar heb zijn geboortedatum nog niet teruggevonden) . Eduard is overleden op 11-08-1915 in Reninge. Hij is begraven in Pollinkhove.
Notitie bij Eduard: Onderluitenant 2 Linieregiment, 3e Cie.
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
7 november 1914
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:57 pm
Alostum schreef:Alostum schreef: A.Van der Heyden:
NOVEMBER 7 (ZATERDAG)
Verplichte opgave van wagens, paarden, met naam en adres van de eigenaars.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
Uit het oorlogsdagboek van Pieter Daens (S.A.A./D.A.D.D. Fonds Lafortrie I/23)
"Zaterdag 7 November 1914 ... lange treins 40 à 50 à 60 wagens meest met gekwetsten, die uit de slagvelden komen. Wagens met gekwetsten op draagbeddens, 3 op een, gansch hun armen, hun been afgeschoten, met vreeslijke wonden, gekwetsten die onderweg sterven. De eene wagon verwacht den ander niet ook treins met krijgsmaterieel, veldkeukens, enz... ook krijgsvolk"
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
1 september 1915
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:58 pm
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel:
"De stad Aalst moest zware opofferingen doen om het lokaal hulpkomiteit in staat te stellen, de ellende der bevolking te lenigen. Tot 1 September 1915 werden, door de stad, te dien einde meer dan 400,000 frank besteed. Men zal gemakkelijk begrijpen, hoe lastig het was voor een bestuur, wiens inkomsten zeer bekrompen waren, zulke groote uitgaven te doen.
Men had 5000 hulpbehoevende familiën te onderhouden. Voor brood, soep en aardappelen was er alle maanden eene som van 184,480,58 frank noodig. Bij die uitgaaf diende gevoegd te worden deze veroorzaakt door de melkuitdeelingen aan de kinderen onder de twee jaren, de bijzondere hulp verleend aan kraambedden, het aankoopen van kleederen en slaapgoed, uitgaven die ten minste op 5000 frank per maand mochten geschat worden; daarbij eene maandelijksche toelaag van 2500 frank aan het werk der Bescheiden Hulp, en 2000 frank aan het Groen Kruis, en men bereikte een totaal van 65,000 frank per maand. Op einde September 1915 waren 532 hulpgelden toegestaan aan 367 personen, allen tot de kleine burgerij behoorende; het lokaal Komiteit gaf eene toelaag van 2000 frank, doch de vragen om hulp werden meer dringend, en men kwam te kort."
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 1
Geplaatst: 20 Mei 2010 05:59 pm
Alostum schreef:Petrus Van Nuffel geeft ons in "De Duitschers te Aalst" nog enkele "portretten en karakterteekeningen" van de bezetter.
"Het was generaal von Mayer, die, na het bombardement van 27 en 28 September 1914, bezit onzer stad nam. Hij betrok de bovenkamers van het Hôtel du Comte de Flandre, Statieplein, en veranderde de benedenplaatsen in bureelen. Van middelmatige gestalte, de wangen glimmig en glad geschoren, scheen hij minachtend op elkeen neer te zien; in den grond was hij even valsch als alle Duitschers. Tijdens een gesprek liet hij zich ontvallen, dat het hem spijt gedaan had, onze stad te moeten beschieten en vooral de schoone Hoofdkerk te hebben beschadigd; hij drukte eveneens zijn leed uit, omdat de schilderijen van Rubens, de Craeyer en ander Meesters gaan vliegen waren Zijn adjudant, graaf de Mum, een groote felle kerel, die weinig of niet sprak, liep gestadig neven hem, net lijk een buldog, die trouw over zijn meester waakt.
von Mayer werd vervangen door generaal Jung. Dit klein dikzakje, hetwelk in het gevecht van Quatrecht 't bevel voerde, was de eerste bevelhebber der Kommandantuur. Onder zijn beheer moest de normale toestand stilaan in voege komen. Hij woonde in het huis Monfils, ter Nieuwstraat, en kenmerkte zich door wreedheid en hardvochtigheid, vooral wanneer hij gewaagde over de burgerlijke slachtoffers van de inneming der stad. Jung vertoefde hier slechts eene maand. Het was een dronkaard van eerste gehalte. Wanneer hij alreede te Gent verbleef, kwam hij eens aan de Aalstersche Komrnandantuur een bezoek brengen; in het naar huis keeren, hetgeen per automobiel geschiedde, liet hij zich door den dienstdoenden politieagent Kamiel Renneboog vergezellen; te Melle, links, aan het afgebrand kasteel toegekomen, deed Jung stoppen; hij trad uit den auto, trok door de puinen naar eenen hem wel bekenden kelder, en kwam, eenige oogenblikken later, weer met drie flesschen Champagne; neergezeten op een gerskant, sloeg hij de flesschen den hals af en deelde broederlijk den inhoud met zijn chauffeur en den politieagent. Hebben wij al gezegd dat Jung generaal was ?
Zijn opvolger heette major Windt, een klein krom ventje, met uitpuilende kabeljauwoogen, twistziek van aard, immer dreigend met den revolver. 't Was een der grootste zatlappen, die Aalst ooit binnen haar muren had, en, uit dien hoofde, noemde men hem “'t Zat Majoorke”; hij ledigde krak-achtereen drie flesschen oud bier De Gheest, en goot daarop nog een drietal flacons witten wijn. Eens dat hij, ferm bezopen, in het Café Riche (1) naar den koer was gegaan, had een officier zijn notaboekje en handschoenen; die op de tafel lagen, voor de grap weggeborgen. Windt kwam in de gelagkamer weer, en de verdwijning bemerkende, barstte hij in arren woede los, zette heel de herberg overhoop, brulde als een beest en dreigde alles, Madame en haar jonste zoon inbegrepen, overhoop te schieten. Na veel geharrewar en donderwetteren, lei de officier notaboekje en handschoenen op de tafel terug: de storm bedaarde; Windt zelf lachte mee, en er werd 'nen goeden pot op geledigd; maar Madame beeft nog als ze aan 't gebeurde denkt.
Wanneer Windt, aan 't hoofd zijner soldaten, onze stad verliet, werd hij triomfantelijk uitgeleide gedaan door al het klein gedoen der achterbuurten, dat het groot succes van den dag - het lied van Marie Plancher - keelde.
Aanvankelijk diende de woning van M.R. Moyersoen, in de Nieuwstraat, tot het herbergen van luitenant-kolonel von Kathen, die Windt als oberstleutnant der Etappen-Kommandantuur verving. In dit huis viel hij ernstig ziek en vernam er het sneuvelen van zijnen zoon, hetgeen de herstelling zeer vertraagde. Na zijn genezing verhuisde hij naar de woning van M. Kamiel Liénart (2), op de Groote Markt (3). von Kathen (4) was afkomstig van Wiesbaden, waar hij handel dreef in kolen. Men noemde hem de Vos; edoch, wanneer men hem zag, met zijn majestueuzen gang, opgestreken knevels, loshangenden en wuivenden mantel, bekroop u onwillekeurig de neiging, eens langs achter te zien of er geen staart uitstak: zoo wonderwel geleek hij aan le chat botté, ofte de Gelaarsde Kat ... Verstokte dronkaard, gelijk al zijn landgenooten, maakte von Kathen liefst het hof aan pagadetten, die hem veel en goeden drank verschaften; dergelijke juffrouwen had hij te Aalst en te Aygem (5). De schoone vrouwen en de wijn waren zijn verderf ....
In 't jaar '17 was de plaatsbevelhebber andermaal naar Aygem getrokken en werd, een paar dagen later, zoo smoordronken in zijne Kommandantuur weergebracht, dat men hem, met mannen gelijk, uit den automobiel nemen moest .... Dergelijke tooneelen, dikmaals hernieuwd, schenen niet, zeer stichtend, want alle burgers moesten uit de poort; dáár lag dan de Vos, of liever de Gelaarsde Kat, de stekers van zijn knevels recht-omhoog, het hoofd als 'nen uurwerkslinger heen en weer botsend, de armen wijd uitgespreid, net gelijk 'nen zatten voddeman. En dan kwam unteroffizier Keitel, een gepatenteerd geneverist, die met de vingers op de wangen van den oberstleutnant tikte en grinnikte:
- So, so, jetzt is est Keitel nicht, der besoffener Schvveinhund ist, jetzt ist 's von Kathen ! - Zoo, zoo, nu is ’t Keitel niet, die dronken zwijnhond is, nu is 't von Kathen !
En Forck, de Judas, die von Kathen allang een strooke wilde steken, wist alles, en hij verraadde zijn meester ... s'Anderdaags, een Maandag, om 7 uur 's morgens, stapte hier de generaal van Gent af, om zich te overtuigen of von Kathen in zijn bureel zat. Eerst zocht men in het huis Liénart, daarna in de woning Leclercq, Statiestraat, maar hij was nergens te vinden. Onverrichterzake keerde de generaal naar Gent terug, aan den feldwebel bevel gevende, hem te telefoneeren zoodra de plaatsbevelhebber weerkwam. Doch von Kathen reed vanher naar Aygem, vanwaar hij naar huis gebracht werd nog zatter als den voorgaanden keer. Zijn ontslag lag geteekend. Spijtig voor Aalst, want van de slechte bevelhebbers was von Kathen de beste: toen hij, in 1917, de beiaardier Karel De Mette (6) gebood den beiaard te doen spelen, en dat onze talentvolle klokkennist een flinke Brabançonne ten gehoore gaf (tot schrik en verbazing der bevolking !), nam de Kommandant het op een lach ... Zijn opvolgers zouden het ons anders leeren.
von Kathen's eerste adjudant, een grijze, gezette man, heette Wendt, ook geboren te Wiesbaden; hij droeg de graad van major. Men noemde hem doorgaans den Scheeven, en, wanneer hij te paard zat, ging hij bij de spotters door voor Wantje Barrez. Wendt had, bij onze weet, geen enkel vijand. Hij sprak gebroken Fransch.
Een lange, aarts-stupide lummel, met gluiperige oogen, was major Peutz, die hier uit Geeraardsbergen aanlandde; hij stamelde zeer langzaam, femelend, en zag dan naar dengrond, alsof de woorden daarop te lezen waren. Deze kwast verbleef een tijdje in de bureelen der Kommandantuur, als Fransche tolk. Maar 't was mij 't Fransch !"
(1) Cafe Riche (voordien "Beiersch Hof" en later "Het Land van Riem") uitbaters Felix Van Landuyt en Maria De Nef.
(2) Camillus Carolus Maria Jozef Ghislenus Liénart, ° Aalst 09/02/1873, gehuwd met Maria Francisca Josephina Leonida Van Overstraeten, ° Aalst 24/07/1877.
(3) Grote Markt 2
(4) von Kathen
(5) Aaigem (B-9420)
(6) Karel De Mette, ° Aalst 10/05/1867, Ere-Beiaardier van de stad Aalst. Groot musicus, onder-bestuurder der Koninklijke Harmonie "Al Groeiend Bloeiend"
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 2
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:01 pm
Alostum schreef:Deel 2 van "Portertten en karakterteekeningen" van Petrus Van Nuffel, verschenen in "De Duitschers te Aalst" in 1921.
"In Januari 1917 kwam adjudant Hornn, een fiesje, altijd kraaknet gekleed; een schneídig man, met snobistische manieren en veel cosmetique aan het kneveltje; liefhebber van een lekker beetje, bij voorkeur in de patisserie van Mevrouw Van Ertvelde-Millecan. Hornn was Katholiek in zijn hert, maar Pruis in zijn ziel; daaglijks zat hij, met een grooten paternoster in de kerk; zijne vrouw had te Lede, in de kostschool der Kanunnikersen gelegen en kende zeer goed verscheidene jonge damen van Aalst. Men vond hem steeds zeer inschikkelijk: als 't maar eenigszins mogelijk was, sloeg hij alles in de beste plooi.
Adjudant Heer kwam in Hornn's plaats op 't einde van 1917.
In hoedanigheid van Oberstleutnant en bevelhebber der plaats van von Kathen kregen wij in November 1917 Wittich; maar hij was hier nauwelijks gezien, of hij vertrok reeds, zonder iets bezonders van hem te laten kennen.
Zijn adjudant Sanguinetto maakte zooveel te meer lawaai, en men noemde hem de Bloedhond.
Sanguinetto, professor aan het Atheneum van Berlijn, aldaar in de Friedrichstrasse gehuisvest. Zijn rechterarm was veel korter dan zijn linkerarm, zoodat hij slechts met moeite aan zijn hoofddeksel reiken kon om te groeten. Hij kwam te Aalst den 22 November 1917, van Beernem, waar hij er zich op beroemde al de boeren te hebben geruineerd, methet inzicht hier hetzelfde te doen. Omdat de bediende Frans Van Kerckhove niet spoedig genoeg voor hem een convenabel logist vond, sloeg hij dezen in het gelaat. Een goed begin: de kerel moest het beste hebben; de vuilste verkens willen immers het schoonste stroo ...
Hij stichtte ter stede het Arbeitersambt van vloekwaardig aandenken. Bijna dagelijks gebood hij opeischingen, bewerkstelligd door Forck en door de brutaalste soldaten; in 1918 gaf hij bevel over te gaan tot de aanhouding van twintig jongelingen; deze moesten bij nacht van hun bed gehaald worden en in het gevang opgesloten tot het oogenblik hunner wegvoering naar Sedan; het was bij dit overbrengen, dat Van den Steen en Cleemput doodgeschoten werden (1). Deze dubbele moord heeft Sanguinetto op zijn rekening, want zij geschiedde stipt volgens zijn onderrichtingen, door hem, bij de opeischingen, in de zaal van den Katholieken Werkmanskring gegeven; verscheidene jongelingen dezer bij nacht opgeëischte ploeg, zijn in ballingschap of tengevolge van ontberingen en mishandelingen gestorven. De adjudant kenmerkte zich inzonderheid door volledig gemis aan opvoeding; door den verwaanden en immer dreigenden toon zijner bevelen; door het brutale opstel zijner plakbrieven en den altijd onveranderden tekst: “Wie niet hooren wil moet voelen”: door zijn schijnheilig masker, onder, hetwelk hij, bij gelegenheid, de valschheid zijner inborst poogde te verduiken.
Den landbouwer verpletteren onder duizenden en nog duizenden marken boet en den burger kwellen door opsluiting binnen huize bij vollen dag; alle verkeer en handel stremmen, waren voor hem schering en inslag. Schreeuwend, willekeurig en onrechtvaardig boette en strafte hij. Die krawat schaamde zich overigens niet, op de muren der stad aan te kondigen, dat hij de Aalstenaars ging tot, den bedelzak brengen: “Wilt ge niet geruïneerd worden, gehoorzaamt !” - Hij was heerscher; wat hij gebood, moest geheuren; medelijden kende hij niet. In de vergaderingen der burgemeesters behandelde hij deze ambtenaars als scholieren: op eene dezer bijeenkomsten meende Anseele vrij te mogen spreken, zooals hij het deed te Gent, met hauptmann Falcke, doch hier te Aalst beet Sanguinetto Anseele 't gerand af met de woorden: “Gij hebt hier niets te vragen of te zeggen, maar te gehoorzamen: zoo wil ik, Sanguinetto, dát, en zoo zal het geschieden.”
Ziehier dus een prachtexemplaar der mannen van Jenseits über gut und böse, die zich boven goed en kwaad verheven achtten, en, om 't te doen, de Tafel der Tien Geboden Gods met de voeten in de lucht keerden.
Intusschentijd had von Hertel den bevelhebber Wittich vervangen. Door zijn vergevorderden leeftijd en ziekelijken toestand liet hij den gang der zaken aan zijnen adjudant over, en weldra was Sanguinetto hem boven het hoofd gegroeid. von Hertel woonde in het huis de Coen-de Call, op de Keizerlijke Plaats, waar Sanguinetto insgelijks zijn intrek nam en de Kommandantuur van de Groote Markt naar hier, in de woning van M. baron Karel de Béthune overbracht.
De Bloedhond bekwam den 24 Juli 1918 zijne aanstelling als plaatsbevelhebber en hoofd der Kommandantuur. Van toen af liet hij geen enkele bedreiging meer onuitgevoerd; zelfs de bedienden beefden onder zijn gloeienden blik; elk vreesde hem: zijn feldwebel, een zeer beleefd en dienstvaardig man, was soms beschaamd bij de onbeschofte uitvallen. Van dan af ook paarde hij aan hartelooze verdrukking de schaamteloosheid in den hoogsten graad: hij werd een ellendige dief: Tijdens de algemeene rekwisitie van den wijn had. M. Ferdinand De Clercq, voor zijn aandeel, 300 flesschen wijn geleverd. Naderhand kwam Sanguinetto in dit huis, waarde eigenaar op het ziekbed uitgestrekt lag, in eigen persoon, gansch den wijnvoorraad in beslag nemen, deed alles in wagens laden en voegde daarbij de glazen roomers en kunstvoorwerpen; hij stool daar voor een bedrag van veel duizenden franken, zonder de minste vergoeding te betalen, zonder medelijden voor den braven en geachten medeburger, die, tengevolge der ontroering, met geraaktheid werd geslagen en stierf. Als de gemeenste boef, stak Zijne Hoogheid twee flesschen wijn in zijn zakken !
Onder Sanguinetto - dit is van 22 November 1917 tot 14 October 1918 - werden hier vier menschen in open straat doodgeschoten, en benevens de honderden lieden, door hem opgesloten in de gendarmerie, in de pupillenschool en in verscheidene fabrieken, deed hij niet minder dan 3,600 personen in het stedelijk gevang der Kapellestraat achter slot en grendel zetten.
't Was in de woning van M. Leo de Coen-de Call, dat de ex-professor luidruchtig feest hield, braspartijen, afgewisseld door zang en muziek, bijgewoond door zijn waardigen en droefbefaamden tegenhanger Almenröder, den protestantschen dominee en een hubsche mädel, naar't exemplaar van zijne bijzit Marguerite Vorberg, van Berlijn, “swester der kranken und Lazarettabteilung im felde.” Margriet had steeds op haar toilettafel, in plaats van doosjes poudre-de-riz Neige de Noël en reukfleschjes Iris en Heliotrophe, een koppel revolvers liggen; en 't Germaansche bloed der Dikke Bertha ziedde in haarlijf. Als doortrapte dievegge die ze was, liet zij in het huis Liénart haar vingers te lang hangen.
Die fraaie verzameling van spitsboeven was volledigd door de tegenwoordigheid van den Gouden Tand, de speurhond van Sanguinetto, bij name Koeutnich; de Gouden Tand was een simpel krijger, door al de soldaten om zijn valschheid gevreesd; al wat er gebeurde droeg hij over; hij zocht de kwartieren op, deed onmeedoogend de huizen ruimen, en terwijl hij u vriendelijk beloofde, uwe woning te sparen, schreef hij u den eerste op zijne lijst; verders leefde Koeutnich op goeden voet met juffertjes der stad, wier foto's hij nam en die daarom hunne wederliefde betoonden met aan den hals van zijn hondje, Brabanconneken, roode zijden lintjes te strikken
Maar wij vergeten dat wij over het huis van M. Leo De Coen handelen. De eigenaar was den 27 September 1914, tijdens het bombardement, gevlucht en verbleef in Engeland tot in den loop van Januari 1919. In den kelder, die met eene ijzeren deur gesloten was, had hij een eikenhouten kistje met zilverwerk verborgen; in dezen en een anderen daaraanpalenden kelder lagen ongeveer 6000 flesschen wijn. De drie meiden kwamen in het huis terug elf dagen na de beschieting der stad, en bestatigden alsdan dat de deuren der kelders opengebroken en 1000 flesschen wijn, alsmede het bedoelde zilverwerk gestolen waren; het ledig kistje bleef ter plaatse liggen; slechts de brandkoffer had weerstand geboden aan alle pogingen om hem te openen. Een drietal maanden later kwamen de bediende en de knechten van M. Leo De Coen insgelijks terug, en deze verborgen de overblijvende 5000 flesschen wijn in den hof. Alhoewel de woning standvastig door Duitschers bezet was, ontsnapten deze flesschen aan de opmerkzaamheid der dieven, tot als, een vijftal dagen vóór den Wapenstilstand, hier een Casino ingericht werd. Bij toeval vonden de soldaten de 5000 flesschen wijn, en 't is bijna onnoodig te zeggen, hoe het er dan toeging: de hoeveelheid al te groot zijnde, om die in eenige dagen te ledigen, heeft men den overschot der flesschen in autos geladen en bij den aftocht meegenomen.
En zoudt ge gelooven, dat er Aalstenaars gevonden werden, die op den machtigen arm van Sanguinetto steunden ? En, ja, om hem te behagen, geweldige domheden begingen, en vóór hem plat op den buik lagen ?
“Waarde Heer, schreef hem, den 4 December 1917, een bewoner der Gentschestraat: “Ik neem de eerbiedige vrijheid, mij tot Ued. te richten, ten einde mijn estaminet te mogen openen Fur militär gestätet; het is een groote en gezonde zaal met ruimen koer, onmiddellijk achter het estaminet gelegen. Ik bezit een winkel van kaas, zeep, cigaren, cigaretten, enz., die veel bezocht wordt door uwe soldaten; ook vragen die immer naar drank; ik mag hen geen verschaffen, en dat is erg vervelend voor mij. Hopende, waarde heer Oberleutnant, een gunstig antwoord te mogen ontvangen, groet ik U hoogachtend.”
De bevelhebber schreef, met rood potlood, dwars over dien brief, niet ééne linie, - een enkel woord: Nein !
Sanguinetto laat in onze stad ook een weinig stichtende herinnering na als toonbeeld voor de smokkelaars, die hij zelf aankloeg en duchtig strafte. Reeds was ons uit Beernem zijn faam als doortrapten smokkelaar overgewaaid; hier voerde hij zijn winstgevend stieltje uit op groote schaal, en wist hij behendig allerlei waren, wijn, vleesch, chocolade, en m.a. op te stapelen en weg te smokkelen; dit met medehulp van den Gouden Tand en den Ganzennek van 't Havenambt, die hij zijn edele gaven had weten te inoculeeren, - een andere schoft van zijn gehalte, die burgers en kinderen mishandelde.
Wat al schelmstukken heeft dit drietal op zijn Germaanschen kerfstok !
Een vijftal weken vóór den Wapenstilstand vertrok de Bloedhond, met zijn handlangers van 't Krijgsgerecht, Meldeambt en soortgelijke Duitsche kultuurinrichtingen, naar Turnhout. De woning van M. de Béthune, die hij kwam te verlaten, werd derwijze gehavend en geplunderd, dat de eigenaar voorzeker een doorslaand bewijs zal gehad hebben van de behendigheid eener welingerichte dievenbende."
(1) later meer hierover
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 3
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:02 pm
Alostum schreef:Deel 3 van "Portretten en karakterteekeningen" van Petrus Van Nuffel, verschenen in "De Duitschers te Aalst" in 1921.
"Freiherr von Richthofen (1), chef der Kommandantuur van Kortrijk, voorlooper van den A.O.K., sloot de rij der plaatsbevelhebbers. Hoogstaltig, een man van diep in de zestig, was braaf en zacht van inborst; zeer hardoorig. Wij ontmoetten hem, glimlachend aanstarend de bende vluchtende Duitschers, de dronken en de Marseillaise zingende Elzassers, over de Markt trekkende, naar hun vrij gevochten geboorteoord; en wij meenden een zweem van genoegen in zijn oogen te hebben ontwaard bij 't zien van die wijkende troepen, die eindelooze reeks bemodderde kanonnen, vrachtwagens en autos, allen de Molenstraat af, naar Duitschland .... Baron von Richthofen opende ten Landhuize het Duitsch politiebureel der Ortskommandantuur, 't geen voor gevolg had dat de lokale politie den 15 October 1918, gedwongen was te verhuizen naar de lokalen der Staatsmiddelbare Meisjesschool, in de Pontstraat, waarzij verbleef tot 12 November; ook het Arbeitersambt en andere instellingen namen ten stadhuize intrek, en den 19 October moest de gemeente-ontvanger, tot den 25 November, in dezelfde school zijn bureelen overbrengen.
Vanaf 20 October 1918 lag Aalst in het Operatiegebied. Voor reizen buiten de gemeente; was een reispas noodig; van 6 uur 's avonds tot 7 uur 's morgens mocht geen inwoner zich op straat bevinden; het wielrijden was verboden; den 2 November werd het politie-uur voor de landbouwers vastgesteld op 7 uur 's avonds tot 6 uur ’s morgens ... Maar 't was opgeschept met de Duitsche verordeningen ! Een der laatste bevelen, onderteekend door baron von Richthofen's adjudant und hauptmann Braun, verschenen den 19 October 1918, verbood “aan alle stielmannen” zonder schriftelijke toelating der technische afdeeling, werken voor de burgerlijke bevolking te aanvaarden of uit te voeren.”
Ziehier nu het persooneel der Kommandantuur:
Reisig Willem, van Frankfurt, kwam hier van het front toe, met een groote wonde in het hoofd. Door oppassenheid en ernst, klom hij op tot leutnant-betaalmeester, en vertrok in die hoedanigheid, met kommandant Wittich, naar Wetteren. Reisig was welwillend voor het publiek.
Taube, insgelijks van Frankfurt, feldwebel, de eenige zoon eener weduwe, handelaarster in kanten, die driemaal tienduizend mark betaalde om haar zoontje zoo ver mogelijk van het front verwijderd te houden; trouwens, het kereltje had, wanneer de oorlog uitbrak, weinig lust gevoeld, zijn Vaterland groszer te helpen maken; edoch, eens von Kathen weg, moest hij ook met pak en zak optrekken. Taube is te Aalst zoo vet geworden als een slek; hij at gaarn, en zoop wijn gelijk water.
Keitel, bediende eener Verzekeringsmaatschappij, liefhebber van genever en cognac en ander sterke dranken; liet zich gewillig ompraten in zake paardenmonsteringen, vleeschslachtingen, kolenbons, enz., waarvan de opbrengst diende om voor zekere juffers uit de Kattestraat ringen, armbanden, zelfs schoone witgeëmalieerde slaapkamers te koopen. Hij noteerde iederen avond, in Het Paviljoen, de dagelijksche voorvallen.
Willy, motocyclist, een vent van rond de twee meters lengte, met een halfcenskenswezen; hij reed als een dulle, op een wedding tegen Taube, in zestien minuten naar Gent. Nooit den nek gekraakt.
Freisendorfer Fritz, van Frankfurt, ordonnance, schuimlooper en verklikker, vriend der gekende smokkelaars, reed met den automobiel der Kommandantuur; er blijft voor Freisendorfer in België nog een rekening te vereffenen. Freisendorfer, es bleibt hier in Aalst noch einen kleinen Posten für dich auszugleichen. Verstehst du dieses Deutsche ?
Kirsch, jonge, magere ziekelijke jongeling, bloo, met slechte oogen: hij droeg brilglazen van 6 m/m.; sprak wat Fransch en Engelsch. Bij het uitbreken van den oorlog bevond hij zich in Engeland en werd aldaar gevangen gehouden; edoch, op zijn papieren, uitwijzende dat hij tot den krijgsdienst ongeschikt was, liet men hem vrij; maar onder eed, dat hij nooit de wapens tegen de verbondenen zou opnemen. Nauwelijks losgelaten zijnde, werd Kirsch soldaat en schrijver op de Kommandantuur. Hij kon moeilijk zwijgen en verklapte meermaals zijn meesters en hun geheimen. Kirsch maakte het hof aan eene juffer der Hopmarkt, die hem eens het volgende briefje zond: (Letterlijk afgeschreven).
“Monsieur Kirsch. Veuillez avoir la bonté de me rendre ma Fhotographie; donne la à Wily, il me rendra bien cela, parce que je suis toute froiser de sa façon de faire, et maintenant jespére que tout sera fini et restera fini entre nous deux; tout ses compliments se n'ait pas de mon abitude, tu ne fait que chercher des disputs, et se n'ait pas à Julia (uit de Statiestraat) qu'il faut vous expliquer, mais bien à moi; cela ne lui regarde pas, et tous qui c'est passé à la Gendarmerie, ce n'est pas notre faute, mais bien la votre. Mais enfin nous ne parleront plus de cela et il est bien possible de rester de bons amis, et n'oubliez pas ma Fhotographie et donnez la à Wily. Remerciment. Marie.”
Nauwelijks had M. Gustaaf De Coninck-Van den Bossche (2), Esplanadeplein, zijne woning verlaten, om naar Engeland uit te wijken, of Duitsche soldaten namen er hunnen intrek, elkander steeds van regiment en van landaard afwisselend. De aldaar verblijvende Elzassers werden, in 't begin van 1915, verplicht dit huis te verlaten, ten einde er plaats te maken voor de inrichting van het Pasbureel, hetwelk aldaar verbleef tot 18 Mei 1918, wanneer deze bureelen werden overgebracht naar het Gesticht der Broeders van de Christelijke Scholen, op de Keizerlijke Plaats; alsdan kwam hier eene groep electriciens, die bleef nestelen tot October 1918. De inwendige vernieling van het huis De Coninck-Van den Bossche ging alle gedachte te boven: in veel plaatsen zag men sporen van moedwillige verwoesting. Duizenden en nog duizenden personen kwamen er tijdens de bezetting heen en weer; honderden en nog honderden soldaten verbleven hier gedurende vier opvolgenlijke jaren en speelden er heer en meester. Al de voorwerpen van waarde vonden een liefhebber; zelfs de koopwaar, bestaande in balen hop, werden, evenals veel meubels, opgeladen en sloegen den weg naar Duitschland in. In één woord, het huis werd op en top kaal geplunderd; want wanneer aldaar het Pasburo verhuisde naar de Keizerlijke Plaats, vonden de Duitschers niets beters, dan de nog weinig overgebleven meubels van M. De Coninck te verhuizen naar hunne nieuwe verblijfplaats; wat er nadien van die voorwerpen gewerd, is niet stellig gebleken, doch men vermeent datdeze naar Turnhout zijn overgebracht en vandaar, langs over Holland, naar Duitschland. Wie maakte zich hier aan vandalism en diefstal plichtig ? .... De eerste bewoners behoorden tot een regiment soldaten van Ersfeld; de aldaar verblijvende bevelvoerende officieren, wiens namen hier volgen, vervingen elkander na een tijdstip van ongeveer vijf maanden. De aanzienlijkste verwoestingen werden echter gepleegd door electriciens, telefoonisten, enz., die te beginnen van 18 Mei 1918, tot bij den Wapenstilstand, hier niets anders deden dan breken, metselen en veranderen."
(1) vader van "The Red Baron"
(2) Gustaaf De Coninck is geboren op 20-03-1877 in Aalst.
Notitie bij Gustaaf: Net als zijn vader Camiel (Aalst 1841-1907) was hij een gekend hophandelaar. Zijn vader was uitgever van het veertiendaagse blaadje "Le Houblon" (1897-1899) een blad voor hopkwekers, hophandel en brouwers.
Gustaaf maakte zich vooral tijdens de oorlog 1914-1918 verdienstelijk door het organiseren van verlof te Londen voor soldaten uit het arrondissement Aalst.
Lid van het A.N.V. (1904-1914).
Adres: Esplanadeplein 8 (1907), Esplanadeplein 7 (1927), Aalst
Beroep: hophandelaar
Gustaaf trouwde met Celestina Van Den Bossche. Celestina is geboren op 02-03-1873 in Berlare.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 4
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:03 pm
Alostum schreef:Deel 4 van "Portretten en karakterteekeningen" van Petrus Van Nuffel, verschenen in "De Duitschers te Aalst" in 1921.
Leiders van 't Pass- und Meldeamt waren: Hille; wanneer men hem in zijn grillen volgde, en vooral indien men hem groette, werd hij, van trotsch en barsch, zeer inschikkelijk; - Eckhardt, Perres en Zepke gaven geen reden tot klagen; zelfs werd Eckhardt, na kort verblijf, uit hoofde van zijne toegevenheid, verplaatst; - Hentschel kwam op het laatst van 1917 en werd vervangen door Seib; dan volgden Köneke, en, den 4 October 1918, Schilling. - De schrijvers Hermann en Karl, de ordonnance Jacob, stelden zich dienstvaardig aan; maar Walter ging door voor een heimelijken schelm.
Luitenant Forck, bijgenaamd Porc, zoon van een protestantsch dominee, werd naar Aalst gezonden voor de eerste opeischingen onzer werklieden, en nam de leiding van het Arbeitsambt waar; hij had eveneens, in hoedanigheid van landwirtschaftoffizier, het toezicht over het Landbouwersambt.'t Was een onmensch, botuit gezegd. Die kerel, jong en vlug, kregelig, knorrig, lichtgeraakt, behandelde de opgeëischte jongens, reeds zoo diep ongelukkig, als een kudde vee; sloeg hen in 't aangezicht, schopte in den hoop, spotte met vrouwen en kinderen, die kwamen om van hunne geliefden afscheid te nemen. De straffen en boeten van allen aard, door hem toegepast, zijn bij duizenden te tellen en betroffen overtredingen op verordeningen van allerlei slach. Weinige personen ontsnapten aan zijn vervolgingswoede, en 't waren inzonderheid de landbouwers, die onder het minste voorwendsel getroffen werden. Hij riep o.a. in de Pupillenschool luidkeels uit, dat zijn innigste verlangen was, al de Belgen te zien vermoorden ! Verdacht van smokkelhandel, dieften en andere zaken, werd Forck van zijnen graad verlaagd tot offizier-stelvertreter, en, in 1917, naar Sottegem verplaatst. Het Gerecht zoekt hem op.
Bedienden in het Arbeitersambt: de onderofficier Flemming, van Berlijn, die de aandacht zijner overheden op zich trok, wegens zijn buitensporige uitgaven, en van zijn graad ontheven werd, om zich te laten omkoopen; Otto, Paul Balvin, van Gotha a/Rhur, en August. Het Kommandantuurbevel N° 174, van 31 Januari 1918, had op de handelwijze van Flemming betrek: “De Belgen dezer streek pogen herhaaldelijk van aangestelden der Kommandantuur, door geldgeschenken, strafvrijheid of bijzondere gunsten te verkrijgen. In zulke gevallen zal men in de toekomst de scherpste straffen, en wel in 't algemeen gevangenis, opleggen. De Burgemeester moet dit de inwoners der gemeente bekend maken.”
Aanvankelijk werd het Krijgsgerecht ingericht ter woning van den bevelhebber der Pupillenschool, in de Kapellestraat, om later te verhuizen naar de Denderstraat, rechtover de Gendarmerie, alsdan in gevang herschapen.
Gedurende vier jaren, van 1914 tot 1918, zetelde hier als vertegenwoordiger van 't Gerecht, de manke major Almenröder, van Frankfurt, in het burgerlijk leven kinderrechter; hij had ook onder zijn gebied de Kommandantuur van Dendermonde, waar hij wekelijks tweemaal heentrok. Eerst woonde hij in het huis van M. Isidoor Leclercq, Statiestraat, en vanaf den 13 Juli 1917 nestelde hij ter woning van M. Prosper Callebaut (1), Keizerlijke Plaats, 59. Die kerel had altijd een Judas-lach op de lippen. Lafheid en schijnheiligheid waren in zijn tronie vergroeid; onmeedoogend, valsch en tergend, strafte hij duizenden onschuldige menschen; door vleierij poogde hij vrouwen en jonge meisjes tot zich te lokken, als lokaas zijner beestige driften, en wanneer hij daarin niet lukte, ontsnapten hem de schandigste verwijten, of greep hij naar den stok om zijn slachtoffers af te ranselen. Uit dien hoofde legde Willems Clementine (2), vrouw Slagmulder Emiel, Dendermondschensteenweg, 226, tegen Almenröder, den 10 Maart 1918, eene klacht neer bij het Belgisch Gerecht.
Wie gestraft werd, moest het geld persoonlijk bij Almenröder brengen, - en de marken stroomden bij duizenden in zijne kas ! Wie niet onmiddellijk betaalde of wachtte tot dat de gendarmen kwamen, kreeg nog eene straf bij; zelfs degenen, die meenden onrechtvaardig gestraft te zijn, of kwijtschelding of vermindering van straf vroegen, kregen vermeerdering;
het indienen van een genadevraag werd gestraft met 100 mark boet ! .... Gedurende zijn verblijf in de woning van M. Callebaut, Keizerlijke Plaats, eischte hij aldaar de breedste gastvrijheid. Ten titel van dankbetuiging, verjoeg hij den eigenaar, den 4 October 1918, uit zijnen eigendom, om er huis te houden met de keukenmeid, die hem later volgde. Deze had hem de ligging der woning goed aangeduid en gewezen waar al de voorwerpen van waarde zich bevonden. Dan plunderde hij als een gepatenteerd roover: een groote hoeveelheid kostelijken wijn, kunstvoorwerpen, lijnwaad, luchters, kortom, al wat waarde had ....
Almenröder en Sanguinetto kwamen te Aalst toe meteen handvaliesje en vertrokken naar hun lieb Vaterland met zeven opgepropte wagens. Alle kommentaar overbodig !
Jochim Hendrik, Almenröder's secretaris, de Witte; brutaal; roeper en schreeuwer gelijk zijn meester, had een geweten van elastiek; kende geen medelijden; hij gaf nochtans toe, wanneer hem de handen gevuld werden, geen geld - dat had hij slechts voor het grabbelen,
- maar boter, vleesch, eieren, enz.. Die voorbeeldige griffier leefde op gemeenzamen voet met Dina Hofman, waar hij ten huize dagelijks de koffie ging drinken, en die met hem de plaat poetste.
Bij die twee duivels van't Kriegsgericht verbleven evenwel twee redelijke schepsels: Theo, de taalman, schoolmeester, in Duitschland van Hollandsche ouders geboren; gaf goeden raad en sprak van tijd tot tijd een woord ten beste; dank aan zijne voorspraak werd meer dan een ongelukkige geholpen. - Mözes, gekend van al de jonge meisjes, deed dienst als boodschapper, eerst in redingote, later in soldatenuniform, hetwelk hem aan 't lijf hing als aan een kapstok. Mözes had 'nen bult en een bakhuis zonder tanden; hij liep veelal met de tong uit den mond of schuifelend over straat; hij had de oogen van een zeehond en de kleur van een Maleyer; overal waar hij binnenkwam, riep hij: Astablieft, menheer ,... merçi ,.... om te toonen dat hij Vlaamsch kon; 't was een der leelijkste menschen van den aardbol, en men noemde hem doorgaans Serlippens of den Bult van Mieneka's. Hij was geboren en woonde, met zijn oude moeder, in den Jodenhoek van Berlijn, die aldaar oliekoeken en vetbollen bakte.
(1) Prosper Callebaut is geboren op 04-02-1860 in Aalst. Prosper is overleden vóór 1927, ten hoogste 67 jaar oud. Prosper trouwde met Maria De Blieck. Maria is geboren op 01-04-1865 in Lebbeke.
(2) Clementia Willems is geboren op 15-11-1888 in Aalst. Clementia trouwde met Emiel Emmanuel Slagmulder (oudstrijder 1914-1918). Emiel is geboren op 10-06-1886 in Aalst. Emiel is overleden op 04-12-1948 in Aalst, 62 jaar oud. Hij is begraven op 09-12-1948 in Aalst, St.Jozef.
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
"portretten en karakterteekeningen" deel 5
Geplaatst: 20 Mei 2010 06:03 pm
Alostum schreef:Deel 5 van "Portretten en karakterteekeningen" van Petrus Van Nuffel, verschenen in "De Duitschers te Aalst" in 1921.
"Gedurende den tijd der bezetting hadden wij af te rekenen met vier geheime Duitsche politiemannen, die in de Statiestraat gehuisvest waren.
Bergmann, alias de Vloeren Hoed, geheim politieman van beroep, was de chef, met den graad van luitenant, waarvan hij zeer zelden het uniform droeg; elk had van hem schrik. Vooral de smokkelaars en al dezen die poogden de verboden omschrijving te overschrijden, schuwden den Vloeren Hoed. Hij was zeer streng in het uitoefenen van zijn ambt. - Willem Lenzkens, de hond van Bergmann, kortstaltig, tamelijk zwaarlijvig, met roode, gezonde gelaatskleur, amandeloogen, sprak langzaam en zacht, vroeger was hij in de hoofdstad bediende in een magazijn van kleerstoffen en woonde met zijn vrouw te Vorst, in de rue de Liège; gerugsteund door Bergmann, toonde Lenzkens zich zeer moedig, en speelde hij nog al met den revolver, maar alleen was hij een bloodaard en 'nen sukkelaar. Lenzkens werd, in Januari 1921, te Vorst aangehouden en, in April van hetzelfde jaar, te Dendermonde tot verscheidene maanden gevang veroordeeld. - Meer gehaat werd Viéwé, die, in 1917, van Audenaarde kwam, om den Vloeren Hoed tijdelijk te vervangen; hij sloeg de verdachten om hen te doen spreken, deed de gevangenen op den grond slapen, liet ze gedurende verscheidene dagen zonder het minste voedsel en pleegde meer ander onmenschelijkheden. - Eindelijk, Beeker Wilhelm, alias Wilhelm Bötsel, geboren den 14 October 1872, te Dönberg (Pruisen), een geheim politieman, van elk gekend, nademaal hij, den 13 November 1902, hier te Aalst komen wonen was, als meestergast in de firma Torley, Tresses et Lacets.
De Feldgendarmerie huisde eerst in de Belgische Gendarmerie der Denderstraat, daarna in het huis De Smedt-Blondiau, Nieuwstraat, en later in het Gesticht van de Broeders der Christelijke Scholen, Keizerlijke Plaats, terwijl alsdan hunne paarden gestald waren in de woning van M. Cyriel De Coen (1), Lange Zoutstraat, 35, die dan eigenlijk ook voor Gendarmerie doorging. M. De Coen was naar Engeland uitgeweken. Vooraleer te vertrekken had hij, in een kas, op eene der bovenkamers, eene hoeveelheid zilveren tafelgerief laten staan. Wanneer den 28 September '14 de vijand onze stad innam; vluchtten de meid Camilla Meiresonne en juffer Maria, de zuster van M. Cyriel, naar Sint-Laureyns bij Eecloo. De Duitschers maakten er zich van alles meester en braken meubels en deuren open. De meid keerde, slechts elf dagen nadien, terug en bestatigde alsdan dat gansch den inboedel overhoop lag: zij stelde ook vast dat het zilverwerk verdwenen was. Heel het huis lag vol soldaten. Camilla verwittigde juffer Maria, die naar Aalst kwam en hier voorgoed bleef. Onophoudend was de woning door soldaten belegd en toen de Gendarmerie er haren intrek genomen had, verplichtten ons onze ambtsbezigheden, er den voet in te zetten: alle deuren, alle meubels droegen sporen van braak; ruim 3000 flesschen wijn waren gestolen, en de dieven hadden zelfs de rolgordijnen van de vensters meegenomen.
Gendarmen kregen we genoeg, meer dan te veel ! En, bijgestaan door de velorijders-markenpikkers, vormden zij een klein legertje, waarmee af te rekenen viel: Johannes Boma, van Berlijn; Karl Aderhold; Benke, uit Oost-Pruisen; Buse; Läwers; Kirchberg, beroemd als deugniet; Jan; Willy, vleeschhouwer in 't burgerlijk leven; Hilgarthner, de kommandant, een blonde, lange kerel; Otto Brandt, in tijd van vrede landbouwer; bij 't begin van den oorlog soldaat, gendarm in 1918, plomp en zwaar, stond altijd met zijn groote handen open; hij dampte uit een houten pijp, kon schreeuwen als een speenvarken: “Pasport ! bitte ! Donnerwetter ! Potsausend !” 't Was Otto, die, na de gastvrijheid genoten te hebben bij juffer Maria De Gheest (2), Keizerlijke Plaats, aldaar de woning hielp plunderen, de eigenaarster deed in het gevang werpen en straffen met een zware boet. - Een schurft ook was Robert Jütener, bijgenaamd de Doghond of de Platneus; elk die onder zijn bereik viel, werd mishandeld of bestolen; hij schoot met den revolver voor een nietigheid; was alle nachten op zoek naar eene prooi. In Juli 1916 begeleidde Jütener den genaamden Evarist Van der Poorten (3), oud 21 jaar, wonende Ledebaan, 9, naar de statie, om dezen naar het strafbataljon van Maroy over te brengen. Op de Fabriekplaats gekomen, gaf de Platneus den opgeëischte een zoo geweldigen vuiststamp in het wezen, dat de ongelukkige verbijsterd ten gronde stuikte; vervolgens werd de sukkelaar zoo schandig mishandeld, dat hij bleef liggen; het verontwaardigd publiek kwam tusschen en droeg Van der Poorten in een aanpalend huis, waar een Duitsch doctor hem kwam verzorgen; zes maanden lang bleef het slachtoffer bedlegerig. Dergelijke feiten vernieuwden zich dagelijks. De laffe Jütener, door zijn overheid beticht van diefstal, werd uit het Gendarmeriekorps weggejaagd en in een tuchtcompagnie gestoken: dáár was zijn plaats, en nergens anders. - Toen de gendarmen van Aalst naar Antwerpen verhuisden, namen zij het rijtuig van M. Cyriel De Coen mee: hierdoor bewezen zij volkomen op de hoogte te zijn van hun beroep en der Duitsche wetten.
Het bestuur van het Havenambt, gelast met de politie der haven, was ingericht ter woning van M. Leo Gheeraerdts (4), Vaartstraat, en in een bureel op de Damkaai. Men moet het met eigen oogen gezien hebben, om zich een denkbeeld te vormen van het afstootelijkst vandalism, ter woning van M. Gheeraerdts gepleegd. Bij dagen en nachten hadden er bijeenkomsten plaats van lichtekooien en soldaten, die er baas speelden."
(1) Cyriel Emmanuel De Coen is geboren op 21-01-1865 in Aalst. Cyriel is overleden op 27-06-1942 in Aalst.
(2) Maria De Gheest is geboren op 10-08-1885 in Aalst. Maria is overleden op 05-08-1950 in Aalst
(3) Evarist Van Der Poorten is geboren op 14-02-1898 in Aalst.
Evarist trouwde met Helena François. Helena is geboren op 06-04-1896 in Aalst.
(4) Leo Gheeraerdts is geboren op 30-04-1908 in Aalst, zoon van Othon Gheeraerdts en Gabriëlla De Vos
wordt vervolgd
mvg. Alostum
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)
Terug naar “Eerste Wereldoorlog”
Wie is er online
Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 2 gasten