stephane schreef:ANTOON BLANCKAERTGeboren in 1907, vanaf het middelbaar onderwijs vriend en studiegenoot van Gaston
Eysselinck (1970-1953), is Antoon Blanckaert één van de belangrijkste figuren geweest
voor het Vlaams architectuurgebeuren tijdens de periode van het interbellum. Hoewel
hij praktisch nooit vermeld wordt, blijft hij toch sterk verbonden met de architectuur uit
het Aalsterse.
Samen met Eysselinck ging hij tijdens zijn studie in 1925 – op 18-jarige leeftijd – op reis
naar de ‘Exposition internationale des Arts décoratifs et industriels modernes’ te Parijs
om er, naast de paviljoenen van o.a. Robert Mallet-Stevens, Henri Sauvage, Konstantin
Melnikov, specifiek het “Pavillon de l’Esprit Nouveau” van Le Corbusier te gaan bekijken.
Tijdens hun studie, en tot 1930, werkten Eysselinck en Blanckaert op het bureau van
Géo Henderick, waar zij zich concentreren op diens woningconstructies, terwijl
Henderick zelf meer bezig was met zijn ‘fantastische architectuur’. In 1930 vestigde
Eysselinck zich als zelfstandig architect en Blanckaert bleef bij hem werken en logeren
tot in 1935, het jaar dat hij zich definitief opnieuw naar Aalst zou begeven.
Het feit dat twee jonge architecten gedurende een vijftal jaar samenwerken, doet
ontegensprekelijk een wederzijdse beïnvloeding ontstaan. Bij de bestudering van beider
werken komt dit ook in zekere mate tot uitdrukking. Aanleiding hiertoe was o.a. een
fotografische opname van de zijgevel van de dubbelwoonst van Antoon Blanckaert te
Aalst, die als enig document met vermelding van iemand anders werk in het persoonlijk
archief van Eysselinck werd gevonden. 1
Het ligt niet in de bedoeling om stellingen te propageren. Slechts enkele feiten kunnen in
dit verband een rechtstreekse vergelijking als interessant geponeerd worden en de
onderlinge architecturale relaties verduidelijken.
Dat Blanckaert gedurende vijf jaar bij Eysselinck woont en werkt moet zich duidelijk laten
merken.In 1930 tekent Eysselinck het eerste ontwerp voor zijn eigen woning – hoek
Fleurusstraat-Vaderlandstraat te Gent -, bestaande uit een hoekwoning voor zichzelf en
een naastliggende minimumwoning voor zijn broer.
De dubbelwoonst die Antoon
Blanckaert in 1932 ontwerpt – gesitueerd langsheen de Capucienenlaan te Aalst –vertoont enkele typerende gelijkenissen. Vooreerst gaat het eveneens om een
hoekgebouw waarvan de hoekwoning voor zichzelf en de aanpalende rijwoning voor zijn
zuster is ontworpen. Analoog met het gebouw in Gent is de functionele indeling:
gelijkvloers: werken – 1° verdieping: wonen – 2de verdieping: rusten. Plastisch gezien
vertoont de woning te Aalst ook enkele concrete referenties: het in het volume
ingesloten terras op de tweede verdieping, het gebruik van donkere gevelsteen voor het
gelijkvloers en witte cementbepleistering voor de verdiepingen, de muurdikte als
basisgegeven voor het uitwerken van een cactusserre aan de ramen (bij Blanckaert
wordt dit verbreed tot 60 cm) en het afgeronde volume (de hoektoren bij Eysselinck, de
tuinmuur bij Blanckaert) voor de aansluiting met de woning van de zijbuur. De relatie van
de autobergplaats t.o.v. de woning bezit gelijkaardige affiniteiten in beide ontwerpen.
Merkwaardig is bijgevolg het analoge tussen deze twee gebouwen, en dit zowel in
programma, in materiaalkeuze, zelfs in situatie en terrein. Enkel bezit het perceel te
Aalst niet de moeilijkheidsgraad in minimale afmetingen zoals dat bij Eysselinck in Gent
het geval was. In tegenstelling tot het ontwerp van Eysselinck neemt Blanckaert in de
woning voor zijn zuster het type van de duplexruimte over: op het gelijkvloers bevindt
zich de woonkamer die verdeeld wordt in twee delen, een laag gedeelte met loggia naar
de tuin toen en een hoog gedeelte met een smal en hoog raam, symmetrisch en axiaal
geplaatst t.o.v. de ruimte, zoals ook de tegenoverliggende deur naar de keuken. In deze
woning zijn bureel en zitkamer op de verdieping gesitueerd, het rusten is evenzeer
gereserveerd voor de tweede verdieping.
De dubbelwoonst te Aalst is geen kopie van Eysselincks ontwerp. Ze vertoont totaal
andere plastische waarden, daarom niet minder, dan de woning in de Vaderlandstraat.
De gevels zijn meer gedetailleerd in volumewerking, het hoofdvolume is meer
gedifferentieerd. In de gevels is het donkere metselwerk ook in een verticaal vlak
verwerkt, wat de plasticiteit van de hoek versterkt. Ook andere materialen zoals o.a.
tegels zijn in de gevelfragmenten geïncorporeerd.
In 1935 betrekt Blanckaert zijn huis te Aalst. Intussen had hij samen met en bij
Eysselinck thuis eigenhandig buismeubelen gemaakt, vervaardigd door het ambachtelijk
plooien van fietsbuizen. Zo ontstonden de eerste prototypes, heel rudimentair
geassembleerd. De stoelen die Blanckaert heeft ontworpen voor zijn eigen woning
vertonen veel gelijkenis, wat het buizenstel betreft, met de stoel van Anton Lüpertz. De
kasten vertonen qua opbouw enige analogie met de meubels Godderis van Eysselinck.
Enkel werden op bepaalde plaatsen de hoeken afgerond, een detail dat Henry Van de
Velde veelvuldig gebruikte in zijn toenmalige architectuur.
bron:
http://www.christiankieckens.be/downloads/pdf/277.pdfstephane