stephane schreef:Jean-Baptiste BethuneFamilie De familie Bethune werd voor het eerst in de adelstand opgenomen door de adelverheffing van Félix Bethune (1789-1880), op 25 maart 1845. Hij was lid van het Nationaal Congres, senator en burgemeester van Kortrijk. In 1855 kreeg hij de titel van baron. In 1866 kreeg hij de titel van pauselijke graaf. In 1871 werd de barontitel overdraagbaar op alle afstammelingen Bethune. Door verschillende vonnissen tussen 1903 en 1907 werd de naam 'Bethune' gerectificeerd in 'de Bethune' voor alle overleden en levende leden van de familie vanaf de stamvader Pierre de Bethune (1672-1735
Dit betekent dat de hier behandelde persoon door het leven ging als 'Jean Bethune' en pas na zijn dood de naam werd hersteld in 'de Bethune'.
In 1848 trouwde Jean-Baptiste met Emilie van Outryve d'Ydewalle (1826-1894), dochter van ridder Eugène van Outryve d'Ydewalle en Clemence van Severen. Hij kwam in Brugge wonen bij zijn schoonouders, in het Huis Casselberg, Hoogstraat. Het gezin kreeg 9 kinderen. Zoals zijn vader werd hij pauselijke graaf (titel niet erkend in België).De geschiedenis van de familie de Bethune gaat minstens terug tot de 16e eeuw. Hun oudste bekende voorvader was Louis Bethune (1551-1632), een landbouwer afkomstig uit Mont-Saint-Aubert, nabij Doornik. Zijn kinderen bleven in deze regio wonen, maar ten gevolge van diverse oorlogen, waaronder de Negenjarige oorlog (1688-1697) vluchtten zijn achterkleinkinderen naar Rijsel, waar ze opgevangen werden door de jongste broer van hun moeder, Jean Bardoel. Pierre Bethune (1672-1735) richtte er een welvarende specerijenhandel op. Deze nam het grootste deel van zijn tijd in beslag, waardoor hij pas op 45-jarige leeftijd in het huwelijksbootje stapte. Zijn echtgenote was Marie-Thérèse Quiébé en samen kregen ze zes kinderen.
Hun jongste zoon, Jean-Baptiste (1722-1791), verhuisde naar aanleiding van zijn huwelijk naar Kortrijk. Het tot stand komen van dit huwelijk ging niet zonder slag of stoot. Jean-Baptiste schreef meerdere brieven met de vraag naar de hand van Jeanne-Thérèse Van Dale. Pas na de tussenkomst van pater Dutoict, gaf Joseph Van Dale, de broer van Jeanne-Thérèse, de toestemming tot het huwelijk. Eens getrouwd nam Jean-Baptiste de linnenhandel van de familie Van Dale over.
De zaak kende een enorme bloei en zou tot midden 19e eeuw, onder de naam 'Bethune & fils' in handen van de familie blijven. Jean-Baptiste junior (1757-1791) zou de zaak zelfs uitbreiden met twee blekerijen en wist de omzet maar liefst te verzesvoudigen. Hij stierf echter jong en het was dus zijn weduwe, Marie-Thérèse Delebecq, die de fabriek na de Franse Revolutie opnieuw zou beheren. Dit samen met haar nieuwe echtgenoot François van Ruymbeke. Met de opbrengst van de zaak liet het koppel onder meer het huidige Kasteel van Marke bouwen.
Vanaf de 19e eeuw zou de familie zich meer politiek gaan oriënteren. Felix de Bethune (1789-1880), de tweede zoon van Jean-Baptiste junior en Marie-Thérèse, was lid van het Nationaal Congres (de eerste wetgevende vergadering van de Belgische staat), senator en burgemeester van Kortrijk. Vanwege zijn politieke verdiensten werd de familie later ook in de adelstand verheven, Bethune werd de Bethune. Ook zijn kinderen en kleinkinderen, waaronder Paul Bethune (1830-1901) en Emmanuel de Bethune (1869-1909), traden in zijn voetsporen. Tot nu toe telt de familie maar liefst vijf schepenen, vijf provincieraadsleden, vier burgemeesters, drie senatoren, één gouverneur en één volksvertegenwoordiger.
Ook op artistiek vlak was de familie actief. Vooral Jean-Baptiste Bethune (1821-1894) verwierf als pionier van de neogotiek in België zekere faam. Hij realiseerde tal van bouwwerken zoals het kasteel van Loppem, de abdij van Maredsous, het Engels Seminarie te Brugge, het neogotisch dorp Vivekapelle en ook de Sint-Brixiuskerk te Marke is van zijn hand. Hiernaast richtte hij samen met de Broeders van de Christelijke scholen te Gent de Sint-Lucasscholen op. Deze scholen werden bekend om hun vakbekwame ambachtslieden die werkten volgens de principes van de Christelijke middeleeuwse kunst.
Paul-Valéry Bethune (1830-1901) Paul-Valéry Bethune werd geboren in 1830 als jongste zoon van Felix Bethune. In tegenstelling tot zijn broers, die privéonderwijs kregen, liep hij school in het Jezuïetencollege te Doornik. Later zou hij ook een doctoraat in de rechten en de politieke en administratieve wetenschappen behalen.
In 1856 huwde Paul-Valéry met Adélaïde Eliaert, de dochter van een rijke garenhandelaar in Aalst. Samen kregen ze zeven kinderen:
* Felix de Bethune (1857-1901)
* Benoit de Bethune (1862-1863
* Leon de Bethune (1864-1907)
* Charles de Bethune (1868-1938)
* Louis de Bethune (1872-1939)
* Marie-Thérèse de Bethune (1875-1960)
* Gaston de Bethune (1877-1966).
Paul-Valéry Bethune bouwde een belangrijke politieke carrière uit. Hij begon als advocaat aan de balie te Brussel, maar lanceerde zich al snel in de Aalsterse politiek. Hij zou achtereenvolgens provincieraadslid (1859-1870), gemeenteraadslid (1866-1886) en schepen (1886-1895) worden. In 1871 volgde hij bovendien zijn vader op in de Senaat, een functie die hij zou uitoefenen tot zijn dood in 1901.
zie ook:
http://aalstwaarisdetijd.forumup.be/pos ... etijd.html http://www.ethesis.net/bethune/bethune_ ... hfst_1.htmstephane