esja schreef:Ik zit weer op een “wiër” en ditmaal met de watermolen op de werf.
Voor ik echter om jullie hulp kan roepen moet ik toch een en ander duidelijk maken.
Ik heb hier echter de hulp van Jeroen Meert (archivaris SAA) die in zijn licentiaatsverhandeling: “Binnenscheepvaart in en rond het 18d-eeuwse Aalst” mij hier zeer ter hulp komt om de voorgeschiedenis te schetsen.
Op deze illustratie is Jeroen zo vriendelijk geweest er reeds nummers op te voorzien, speciaal om het mij gemakkelijk te maken (;)). Bedankt Jeroen.
Bij het n° 2 herkennen wij de drie molens op de werf, links de Voorste Molen, dan de Midden Molen en rechts de Achterste Molen.
Bij 3 zien we de boten aan de kaai liggen, dit was de haven binnen de muren, de andere zijde van de molens, aan de Mosselkaai, liggen maar een paar boten, daar liggen ze minder beschermd. De haven en de Industriële Dender is dus eigenlijk niets meer of minder als de aan elke watermolen voorhanden watervoorraad, die onder controle gehouden werd door de sluizen n°5, “het Spui” waarlang de boten de Dender konden vervolgen.
Dit controleren van het waterpeil is onontbeerlijk om het laden en lossen goed te laten verlopen.
Zeker op de Dender was het nodig om dit waterpeil te controleren daar er een te kort aan water was om beide te doen, de watermolens bevoorraden en de scheepvaart toelaten.
Wanneer de sluis geopend werd moest deze het ganse stuk tot het volgende sas (Hofstade), vullen met genoeg water om scheepvaart mogelijk te maken. Om zowel de molens te laten werken als scheepvaart mogelijk te maken waren reglementen nodig en in dit geval was het zo dat enkel op Dinsdag en Vrijdag scheepvaart toegelaten was.
De Molenaars moesten genoeg water sparen om op die dagen scheepvaart mogelijk te maken.
Om zowel de Molens ls de scheepvaart zo min mogelijk te hinderen werd reeds in 1701 te Brussel een reglement opgesteld dat zeer zware boetes inhield wanneer hiertegen gezondigd werd. Sluiswachters mochten niet meer willekeurig hun sluizen openen om favorieten of meer betalenden voorkeur te geven.
In dit decreet werden twee afvaarten voorzien, een volledige afvaart van de Dender duurde vier dagen: iedere dinsdag van Ath tot Tenre, woensdag van Tenre tot Geraardsbergen, donderdag van Geraardsbergen tot Ninove en Aalst, vrijdag van Aalst tot Dendermonde, een tweede afvaart startte vrijdag in Ath naar Tenre, zaterdag tot Geraardsbergen, maandag tot Ninove / Aalst en dinsdag tot Dendermonde (op zondag bleven de sluizen dicht).
In 1860 werd de afvaart uit Aalst verlegd van dinsdag naar woensdag omdat verscheidene boten Aalst niet op tijd haalden.
Bron: Jeroen Meert, Land van Aalst, jaargang LIV, 2002, n°3