Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Alles over de Aalsterse schuttersgilden (voetboog-, handboog- en busschutters), literaire en muziekgilden.

Moderators: Alostum, david, Jerommeke, janlouies

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 11252
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 10:14

Sint Jorisgilde, voetboogschutters.

Voorgeschiedenis.

Het wapen was de voetboog, een zwaardere uitvoering van de kruisboog.
Om hem te spannen werd de boog op de grond geplaatst waarbij men één of twee voeten in een speciale voetbeugel plaatste om de boog tegen te houden terwijl de pees gespannen werd, vandaar de naam van voetboog.
Er bestonden twee soorten, de éénvoets- en de tweevoetsboog, naargelang het aantal voeten dat gebruikt werd om de boog te spannen.
Bij een eerste manier om de boog te spannen plaatste de schutter één of twee voeten in de beugel en trok de pees aan met beide handen, bij een tweede manier droeg hij een speciale heupriem met een haak, hij bukte zich en plaatste de haak achter de pees, toen hij zijn rug strekte trok hij de pees aan.

Kruisbogen waren krachtige wapens, ze konden met een aangepaste pijl op een vrij grote afstand door een harnas schieten.
Omdat de boog zelf niet op spanning moest gehouden worden en hij tijdens het richten ergens kon op gesteund worden was hij doeltreffender dan een handboog.
Qua vuursnelheid (drie tot vier schoten per minuut voor een geoefend schutter) was hij dan weer trager dan de handboog.
De pijlen, bouten of schichten genoemd waren ca. 30 cm lang, hadden slechts twee of drie veren en hadden een reikwijdte tot ca. 320 meter.
Het tactische bereik van deze reikwijdte bedroeg ongeveer 25 meter.

De voetboog werd meer als verdedigings- dan als aanvalswapen gebruikt, de schutter moest immers dekking zoeken en zijn wapen op de grond plaatsen om te herladen.
Omdat ze zo kwetsbaar waren tijdens het herladen, droegen de schutters soms op hun rug een schild van tot wel 1,60 meter hoog, om te herladen keerden ze dan hun rug naar de vijand toe.
Tijdens een veldslag werd dit schild, ook pavise genoemd, soms in de grond gezet, zodat de schutter zich erachter kon beschermen tijdens het herladen.
Soms werd een tweede man, een pavisier genoemd, gebruikt om het schild te plaatsen en te verplaatsen.
Veel van deze schilden waren versierd met religieuze afbeeldingen, omdat de gelovige schutters hoopten dat de vijand zou geloven dat ze heiligschennis pleegden als ze het schild beschadigden.
De voetboog was zo’n dodelijk wapen dat de Paus in 1139 besloot dat diegene die een voetboog tegen een andere katholiek gebruikte geëxcommuniceerd moest worden.
Het gebruik van deze boog tegen heidenen mocht dan weer wel.
Tijdens vroegere tijden was het gebruikelijk dat voor gevangen genomen soldaten losgeld werd gevraagd voor hun vrijlating, gevangen genomen voetboogschutters daarentegen werden direct opgehangen.

Niklaas Borluut, een Aalsterse voetboogschutter veroverde zich in 1128 een plaats in de annalen van de geschiedenis door tijdens De slag bij de Hertshaag, de Normandiër Willem Clito dodelijk te treffen.

De Aalsterse gilde.

Een datum van oprichting van deze oudste en meest prestigieuze Aalsterse gilde is niet meer te achterhalen, algemeen wordt aangenomen dat dit rond 1380 à 1390 moet geweest zijn.
Volgens Sanderus werden de privileges der voetboogschutters rond 1431 vernieuwd door Philips de Goede.
In Aalst bestond deze gilde al vroeger, een stadsrekening van 1395 vermelde o.a. een uitgave voor zes kannen wijn, door de stad aan de gilde geschonken op het H. Sacramentsfeest.
Een andere rekening van 1417 vermelde een uitgave van 21 pond en 15 schellingen voor de jaarlijkse kledij van de schutters.

"Item sijn gheordonneert XXIIII notable scutteren, die ghesworen hebben den Heere ende der stede goedt ende ghetrouwe te sine, den Heere ende der stede bereed te wesene als te doene sal wesen, dies sullen deene XII deen jaer ghecleet sijn, ende dander jaer dander XII, ende te dien cleeden gheeft de stede ende de gilde van Sinte Jorijse elken III liber XII scellinghen te sinen cleede, de stede deen heelft ende de gilde dander heelft."

Een vermelding van het gebouw der “Sint Jorys scutterie” komt voor in 1446 en later in het Schepenboek van 1516, wanneer Pieter Michiels, op last van Geeraerd de Bosch en Jacob de Splitere, respectievelijk deken en proviseur van de gilde, een nieuw dak van schaliën op het gebouw legde.

De oudste bewaarde keure van het voetbooggilde dateert van 1489, zij werd door de gildebroeders eigenhandig opgesteld en door de hoogbaljuw, de schepenen en de stadsraad goedgekeurd.

De belangrijkste bepalingen van deze keure zijn:

• De eed (bestuur) wordt ieder jaar op St. Jorisdag (23 april) door de schepenen vernieuwt, daartoe geven de aftredende deken en gezworenen, op 't advies van twaalf medeleden, de magistratuur een lijst van zes personen.
Uit deze lijst benoemen de schepenen de deken en twee gezworenen.
Zij hebben allen samen het vermogen alle twisten, onenigheden en andere zaken het genootschap betreffende, te oordelen en te vereffenen.
• De doodschuld der leden van hoge stand, zoals ridders, edellieden, hoge ambtenaren, voorschepenen, enz. wordt bepaald op 20 schellingen groote.
Andere schepenen en begoede ingezetenen betalen 10 schellingen groote, personen van mindere staat betalen 5 schellingen groote.
• Wie het schuttershof verlaat, zonder zijn verlies bij de doelen te betalen, wordt bij het bestuur aangeklaagd en veroordeeld tot een boete van 5 schellingen groote.
Wie in gebreke blijft deze boete en zijn verlies te betalen krijgt er bovenop een nieuwe boete van 5 schellingen groote ten profijte van de baljuw.
• Niemand mag schieten met iemand anders boog zonder toestemming van de eigenaar.
• Wie, wegens een geschil of andere zaak voor het bestuur moet verschijnen en na een tweede uitnodiging nog niet opdaagt, krijgt een boete van 2 schellingen parisis.
• Ieder lid is verplicht om de begrafenis voor een overleden gildebroeder bij te wonen.
• Ieder lid is verplicht op St. Jorisdag de plechtige mis aan het St. Jorisaltaar bij te wonen, eveneens het daarop volgende banket in de gildekamer.
• Het is verboden naar andere plaatsen te gaan om voor wijn te schieten zonder toestemming van het bestuur.
• De baljuw en de knaap van de gilde mogen niet bars toegesproken worden uit hoofde van hun dienst.
Elke overtreding op dit punt wordt beschouwd als gedaan aan de koning, deken of gezworenen en wordt tot voorbeeld van de andere leden bestraft.
• Het bestuur heeft het recht nieuwe verordeningen te maken indien de omstandigheden of de behoeften van de vereniging dit zouden vereisen.

Tot de dekens van de St. Jorisgilde behoorden vele leden van bekende Aalsterse adelijke families zoals: Vilain, de Bosch, Beeckman, de Ruddere, de Splitere, enz.
In 1490 werd ook Dirk Martens in het register vermeld als lid van het genootschap.
Bijna alle Aalsterse notabelen maakten er deel van uit, zoals notaris Cornelis Evit die de koningstitel behaalde in 1811.

De gilde kreeg aanzienlijke financiële bijstand van het stadsbestuur.
In de 15de eeuw was dit 18 pond parisis, bovenop 4 kannen wijn die zoals altijd op de H. Sacramentsdag (tweede donderdag na Pinksteren), aan de schutters die deelnamen aan de stoet, geschonken werd.
In 1464 kregen zij hier nog bovenop een jaarlijkse som van 12 pond parisis voor aankoop van prijzen, die door de leden op twee kleine schietspelen konden gewonnen worden.
De koning van de gilde kreeg van stadswege 12 stopen wijn op de H. Sacramentsdag.
In het midden van de 16de eeuw waren de inkomsten van de gilde aan de lage kant en bovendien begon het aantal leden af te nemen.
De stad kon echter de bijstand van de voetboogschutters niet missen en er werd besloten om het bedrag van de boeten wegens overtreding van de keure, over te laten mits een jaarlijkse recognitie van 2 pond parisis.
In 1624 moet er sprake geweest zijn de stadstoelage te verminderen of af te schaffen want de gilde richtte een verzoek tot de financiële stadscommissarissen om "de immemoriale costume, eene tamelijcke ende redelijcke recreatie, te laten continueren".
In hun verzoekschrift stelden zij o.a. dat:

Sijlieden jaerlijcks sijn dooghende tot decoratie deser stede ende oock van in vigeure te onderhauden haerlieden goetwillicheyt, die sijlieden sijn gebruyckende soo wanneer eenighe moetwillighe ten platten lande eenighe excessen ofte fouten sijn doende, als wanneer de selve guldebroeders, thaerlieden perijcle, de selve met wapens, ter ordonnancien van schepenen, sijn vanghende ofte verjaghende ...."

De commissarissen erkenden deze diensten gedeeltelijk en de schutters mochten verder van hun gevraagde "recreatie" blijven genieten.
De stadsrekeningen van eind 17de eeuw vermelden "tot hulpe ende toelech" aan de St. Jorisbroeders een jaarlijkse som van 35 gulden.

Het was een oud en algemeen gebruik in Vlaanderen dat de keizer van de gilde, in de stad een vrijdom had op bier maar ook van al de accijnzen en alle burgerlijke lasten gedurende gans zijn leven.
Dit privilege werd niet altijd door het stadsbestuur ingewilligd want in 1699 schreven alle schuttersgilden een brief aan de regering met het verzoek om van deze vrijdom te kunnen blijven genieten.
De regering zond het verzoek terug naar de Aalsterse schepenen, om hun advies te vragen, waarop deze laatsten dan weer antwoorden "te prescriberen inghevolghe van het advies van edele ende notabele".

In de processie en op andere plechtigheden waren de schutters vergezeld van "pipers" die tijdens de optocht lustig een deuntje speelden.
In 1433 vielen de Aalstenaars in affronten want zij hadden er geen meer en moesten dus ergens spelers gaan “lenen”, na een lange zoektocht vonden ze er uiteindelijk in Geraardsbergen en hun eer was gered.

In de 15de eeuw namen de voetboogschutters met een reus deel aan de ommegang.
Deze reus werd in 1497 op kosten van de stad vernieuwd.
“Item hebben dese ontfanghers met laste vander wet binnen desen jaere ghegheven der gulde van Sent Joorise voorscreven en helpen vanden costen die sij ghedaen hebben int maeken van eenen nieuwen Ruesen den welcken sij ter chierlichede van den ommeghanghe al nieus hebben ghedaen maeken ende vercleeden, XXIIII liber parisis”.

Zij beschikten ook over een standaard, banier of vaan die voor de gilde gedragen werd, vooral als zij naar andere steden gingen deelnemen aan wedstrijden.
In 1498 werd een nieuwe “wympele” door Adriaen Schollaert “gestoffeerd van scilderijen met finen goude”.

De jaarlijkse koningsschieting naar de gaai had plaats, nu eens bevestigd aan het kruis van een kerktoren (in 1617 de kerk van O.L.V. Broeders), een andere keer aan een stang boven op een windmolen.
De Aalsterse schutters waren zeer bedreven en behaalden dan ook overal schitterende prijzen.
De belangrijkste steden waar ze aan wedstrijden deel namen en prijzen wonnen waren o.a Gent, Leuven, Mechelen, Oudenaarde, Dendermonde, Rijsel, Sluis, Hulst en vele andere.
In 1529 namen de schutters deel aan een wedstrijd “Het Landjuweel te Gent”.
Ze maakten in Gent grote sier en gaven ongeveer 206 pond parisis meer uit dan dat ze voor de reis en hun verblijf mochten uitgeven.
De stadsontvanger, die toentertijd het tekort in zijn kas zelf moest bijleggen, eiste uiteraard het geld terug maar de gilde had er geen om de schuld terug te betalen.
De stadsontvanger kwam kort daarna te overlijden maar liet een weduwe na die de voetboogschutters een proces aandeed, een proces dat ze overigens glansrijk won.
Om de weduwe te betalen zat er niets anders op dan hun gildehuis te verkopen.
Deze beslissing bracht grote verslagenheid onder de schutters en de bevolking teweeg want het faillissement was niet veraf meer.
Na samenspraak van de schepenen en de notabelen werd beslist dat de stadskas het tekort zou vergoeden in twee afbetalingen, de uitgaven waren immers gedaan in het belang van de stad.
“….. omme ‘t gulde te preserveren van scanden ende van scaden, anmerckende dat den cost ghedaen was ter eere vanden lichaeme vander stede…..”.

Op haar beurt richtte Aalst eveneens wedstrijden in waaraan vele steden kwamen deelnemen.
Naast deze prijsschietingen nodigden de schutters ook dikwijls naburige steden uit om voor wijngelag te komen schieten.
Ter bevordering van de Vlaamse voetbooggilden werd in 1781 tussen de St. Jorisgilden van Aalst, Brugge, Oudenaarde en Kortrijk een verbond gesloten met het doel om ieder jaar in één van deze steden een wedstrijd te organiseren en vijf mooie prijzen te laten winnen.
Deze overeenkomst werd in 1806 vernieuwd en bleef nog lange tijd bestaan.

Een allerbelangrijkst man buiten het bestuur om was de boogmaker, sommige van zijn benodigdheden werden door de stad betaald.
“Betaelt by ordonnantie in date XXI Maerte 1596 aen Jacques de Craker, over de leveringhe van eene peerdenhuydt om twee blaesbalcken af te maecken tot behouve van de smesse van St. Jooris gulde”.
In het begin van de 15de eeuw had de boogmaker een jaarwedde van 24 pond parisis en kreeg hij nog het derde deel van een half Aalsters laken (geweven wollen stof) voor zijn kledij.
In de 16de eeuw bedroeg zijn jaarwedde 38 pond en 8 schellingen parisis, voor zijn kledij kreeg hij er nog 6 pond parisis bovenop.
De boogmaker was niet alleen aan de gilde verbonden maar ook aan de stad.
In Aalst was hij eveneens de bewaarder van het gildehof dat hij dan ook bewoonde.
Hij woonde er gratis maar was verantwoordelijk voor het bewaken van de wapens en voor het onderhoud van het gilde- en schuttershof, zonder financiële tussenkomst van de stad of de gilde.
“….. ende de boochmaecker wort ghehouden de huuse ende scutterie te houdene van dake ende wande, also langhe als hij ze bewoenen sal, zonder cost of last vander stede of vander gulde”.

In 1599 was boogmaker waarschijnlijk een knelpuntberoep geworden want in Aalst vond men niemand meer die dit beroep kon of wou uitoefenen.
Uiteindelijk verplichtte het stadsbestuur de zoon van de laatst overleden boogmaker school te volgen in Doornik om het beroep aan te leren.

De St. Jorisgilde bezat reeds van in het begin van de 15de eeuw een eigen kapel waar vermoedelijk hun eigen kapelaan op zon- en feestdagen de mis opdroeg.
Deze “Sinte Jorijs capelle naest de veste” werd in 1463 nog aanzienlijk hersteld.
De kapel werd waarschijnlijk tijdens de godsdienstberoerten van de 16de eeuw vernield want er werd later geen spoor meer van terug gevonden.
In 1600 kregen de voetboogschutters hun eigen altaar in de St. Martinuskerk, het altaar werd in 1773 afgebroken en opnieuw gebouwd voor de som van 240 pond parisis, door de stad betaald.

De eigendommen van de schuttersgilde werden door de Fransen verbeurd verklaart en verkocht ten behoeve van de staat, de gilde werd ontbonden.
Een nieuwe St. Jorisgilde werd in 1810 opgericht bij M. Hellinckx aan de Esplanade.
De eigenaars verkochten rond 1850 het gebouw aan de stad voor de som van 17.990 frank.
Jaarlijks had in dit nieuwe Sint Jorishof een prijsschieting plaats, gevolgd door een feest, bal en vuurwerk.
De definitieve ontbinding van de gilde gebeurde in 1851, het altaar van St. Joris werd uit de St. Martinuskerk verwijderd in 1855, de plaats werd toegewezen aan de H. Aloysius.

De huidige Sint Jorisstraat is genoemd naar het voormalig aldaar gevestigd Sint Jorishof, het gildehuis van de voetboogschutters.
In 1506 werd deze straat “Den poortganc van Sint Jooris Hove” genoemd, in 1524 “Sint Joorys Schuttery Ganghe”, in 1526 “’t Scutterye Straetken”, in 1690 “Het Sinte Jooris Straetken”.
In de volksmond werd het ook “Het Carmelietenstraetken”, “’t Vlieberghstraatje” en “’t Locusstraatje” genoemd.

Het gildehuis stond op de plaats van het latere “Het Groen Kruis”
De St. Joriskapel stond in de Nieuwstraat, ongeveer rechtover de Keizerstraat.

Het nieuwe St. Jorishof stond volgens Jan Louies:

Het St. Jorishof aan de Kattestraatpoort stond ongeveer waar nu de Stationsstraat begint, aan de toenmalige bocht van de Dendermondsesteenweg die langs de Kolenmarkt Marche aux charbons de bois, een pleintje op de ter plaatse gedempte stadsgracht naar de Kattestraatpoort leidde.
Het erf werd door de stad aangekocht om het Esplanadeplein en de Stationsstraat te realiseren, in de jaren 1850.

Bronnen:

Geschiedenis der Stad Aalst, Frans de Potter & Jan Broeckaert
Aalst, Historiek der Oude Straten, Petrus Van Nuffel
Heiligenverering te Aalst, Jos Ghysens
Waar is de tijd, 1000 jaar Aalst
Geschiedenis der straten van Aalst, Jos Ghysens
Encyclopedie der wapens
Eigen foto's (met dank aan het stadsmuseum van Aalst)

Alle hieronder volgende voorwerpen bevinden zich in het museum van Aalst.

Voetbogen.
Afbeelding Afbeelding

Breuk of Brake van de gilde, gedragen door de koning tijdens plechtigheden.
Afbeelding

Detail.
Afbeelding

Koffertje uit 1714.
Afbeelding

Schilderij van Notaris Evit in vol ornaat als schutterskoning (1811)
Afbeelding
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 11252
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:33

Geplaatst: Vr Jun 14, 2013 5:51 pm

willy kiekens schreef:waren er in Aalst niet meerder schuttersgilden en wat is het verschil tussen een boog met pijl en ene met loden kogel en was er een staande en liggende wip.
Bestaan de schietingen tegen de toren van het Belfort nog? Ik meen dat ik de beenhouwers Van der Vorst en Liebaut nog weten schieten heb aan het Belfort en dat was met loden kogels.
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 11252
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:35

Geplaatst: Vr Jun 14, 2013 5:55 pm

willy kiekens schreef:Ik denk dat Raymond Vlasschaert ( prachtige zangstem) gewezen bakker in de Lange Zoutstraat jaren voorzitter geweest is van één dezer gilden.
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 11252
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:36

Geplaatst: Vr Jun 14, 2013 6:17 pm

Willy, nog een beetje geduld aub.

Ik ben nog bezig aan artikels over de andere schuttersgilden.
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss

Gebruikersavatar
Jerommeke
Berichten: 11252
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 21:14
Locatie: Aalst

Re: Sint Jorisgilde, voetboogschutters

Berichtdoor Jerommeke » 21 Mei 2014, 14:37

Geplaatst: Vr Jun 14, 2013 7:31 pm

stephane schreef:Christoffels Jans

kruisboogmaker in het 15de-eeuwse Aalst

Onder de funderingen van het koor van de voormalige kloosterkerk zaten de resten van een 15de-eeuwse woning, die de hoek vormde van de Veemarkt met het vroegere Korte Sint-Jorisstraatje.
Van het pand zelf bleven slechts enkele muurresten en een gedeeltelijke tegelvloer over, maar het achtererf zorgde voor de verrassing dankzij een volledig bewaarde beerput.
De talrijke en zeer goed geconserveerde vondsten uit deze put geven een intrigerend beeld van zowel het dagelijks leven als het ambacht van een kruisboogmaker, die hier aan het eind van de 15de eeuw leefde.

bron: http://exsitu.be/posts/kruisboogmaker

stephane
Elk tijdperk heeft duizenden helden die in geen enkel geschiedenisboek vermeld worden. Otto Weiss


Terug naar “Aalsterse Gilden”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 1 gast

Advertentie