Geplaatst: 25 Jan 2012 09:09 am
willy kiekens schreef:Schop de mensen een geweten !
Louis Paul Boon kan gerust een dubbeltalent genoemd worden.
Louis Paul Boon (Aalst 15 maart 1912 – Erembodegem 10 mei 1979), was schrijver, schilder, scenarist voor enkele strips, columnist, viezen tist, reportagemaker en nog veel meer.
In zijn literaire werk evolueerde Boon van anarchistisch communist tot een individualistisch socialist. Zijn latere werk getuigt eerder van sociale geschiedschrijving. Boon was steeds maatschappelijk sterk geëngageerd, een voorvechter van de arbeidersklasse.
BIOGRAFIE
15 maart 1912: Geboren te Aalst als zoon van Josephus Theodorus Boon en Estella Constantina Verbestel, beiden oorspronkelijk afkomstig uit Aalst.
Boons vader voorzag in zijn levensonderhoud als rijtuigschilder, maar schakelde over op het schilderen van auto’s wanneer die het rijtuig verdrongen. Boons grootvader was de schoenlapper Sooi Boon, die zijn kleinzoon tal van volksverhalen vertelde. Op die manier maakte de jonge Louis kennis met de verhalen over Jan De Lichte, een figuur die hem nooit meer los zal laten en die de hoofdpersoon wordt van zijn romans ‘De bende van Jan De Lichte’ (1953) en ‘De zoon van Jan De Lichte’ (1961).
Na de lagere school volgde hij lessen aan de Vrije Technische School in Aalst, met de bedoeling er het vak van autoschilder te leren om in de toekomst zijn vader te helpen.
1926 -1928: Louis Paul Boon volgde (avond)lessen in vrij schilderen, tekenen, houtschilderen en marmerschilderen aan de Academie voor Schone Kunsten in Aalst
Hier zal hij Maurice Roggeman leren kennen met wie hij later bij De Roode Vaan heeft samengewerkt en met wie hij het stripverhaal ‘Proleetje en fantast’ verzorgde.
Met Roggeman, Bert Van Hoorick, Robert Van Kerckhoven, Karel Colson en andere ontstaat een kleine groep van sterk sociaal bewogen jongeren die hun trefpunt vinden in een clubhuis dat De Vlam wordt genoemd. Uit deze groep ontstaat een vrij hechte Aalsterse jeugdafdeling van de Communistisch Partij, de ‘Komsomol’.
Het moeten vooral deze vriendschappen zijn geweest die Boon naar De Vlam trokken, want een echte communist is hij nooit geweest. Daarvoor was Boon een te sterke individualist en had hij teveel een tegenzin tegen elke vorm van systeemdenken.
1928 – 1929: Omdat de inkomsten van het gezin Boon niet groot zijn en het intussen wel met nog een zoon en dochter is uitgebreid, gaat Louis zijn vader assisteren bij het autoschilderen in Brussel.
1929 – 1939: Beiden vinden een nieuwe betrekking als onderhoudswerknemers bij de grote brouwerij Zeeberg in Aalst.
We vinden deze ervaringen verwerkt in zijn roman ‘Menuet’ (1955).
Noodgedwongen moet Boon zijn ambities nu uitleven in zijn vrije tijd, wat hem niet belet om veel te schilderen en te schrijven.
1933: Boon wordt opgeroepen voor militaire dienst. In die periode zal hij zijn vrouw leren kennen, Jeannette Charlotte De Wolf, een zusje van een jeugdvriendje.
1936: Huwt met Jeanneke De Wolf.
Zij had een confectiezaak, waarmee ze met hard werken in hun onderhoud kon voorzien, toen Louis Paul Boon begon met schrijven. Uit dit huwelijk wordt hun enige zoon Jo geboren en ook over Jo heeft Boon het in ‘De Kapellekensbaan’.
1939: Louis wordt onder de wapens geroepen en gelegerd aan het Albertkanaal.
1939: Zoon Jo Clement Boon wordt geboren.
Mei 1940: Wordt krijgsgevangen gemaakt en naar Duitsland getransporteerd, maar kan na vier maanden naar Aalst terugkeren.
In de bezettingsjaren heeft Boon van alles ondernomen om voor zijn gezin de kost te verdienen (richtte o.a. in 1944 een uitleenbibliotheek op).
Intussen schreef en schilderde hij verder.
1942: Het is uiteindelijk zijn vrouw die de papieren van het typoscript van de roman ‘De Voorstad groeit’ (1942) onder zijn handen weghaalt en opstuurt aan de jury van de Leo J Krynprijs.
In die jury zat toen de schrijver Willem Elsschot die tijdens de lezing van Boons tekst zo enthousiast was dat hij onmiddellijk aan de andere juryleden meedeelde dat er voor hem slechts één winnaar was: Boon. Boon kreeg de prijs en vanaf dat moment stond zijn besluit vast: hij zou voortaan van zijn pen leven. Dit wil niet zeggen dat de financiële nood voor het gezin voorbij was. Voor Boons schrijverschap breken nu wel de meest productieve jaren aan.
1944: Publicatie van ‘Abel Gholaerts’, gebaseerd op het leven van Vincent van Gogh.
Naast het zuiver literaire werk (het vroege werk verkoopt slecht), tracht Boon aan de kost te komen als journalist. Dankzij vrienden lukt hem dat ook.
1945-1946: Wordt journalist-kunstredacteur bij “De Roode Vaan“, op aanraden van Albert Van Hoorick.
1947: Wanneer door de achteruitgang van het ledenbestand van de partij bij De Roode Vaan gesaneerd moet worden, vliegt Boon als eerste de deur uit.
1946-1947: Redactiesecretaris bij het uit het verzet voortgekomen weekblad ‘Front’ dankzij Aloïs Gerlo.
1948: Medewerking aan De Vlaamse Gids.
1953: Benoeming tot buitengewoon lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
1953: Ridder in de Kroonorde.
1954-1972: Boon begint stilaan te werken voor de socialistische krant ‘Vooruit’ als freelance medewerker en definitief van 1954-1972.
Zijn dagelijkse Boontjes, zijn cursiefjes, zal hij blijven publiceren tot aan zijn dood.
Literaire evolutie
Schrijft aanvankelijk geëngageerd en veelal autobiografisch
1946: In ‘Mijn kleine oorlog’ stelt hij zijn oorlogservaringen te boek. Meteen overstijgt het boek het anecdotische en eindigt met de hartekreet: schop de mensen een geweten !
Evolueert van een anarchistisch-communist tot een individualistisch-socialist.
Lees maar de sociale dubbelroman “De Kapellekensbaan” (1953) en “Zomer te Ter-Muren”(1956).
Van 1954 tot 1957 publiceerde hij het eenmanstijdschrift “Boontje’s Reservaat”
In 1955 verschijnt een eigentijdse bewerking van de Reinaert-verhalen onder de titel “Wapenbroeders”.
“De bende van Jan de Lichte” (1957) en het vervolg hierop “De zoon van Jan de Lichte” (1961) zijn schelmenromans met een sociale ondertoon.
Helemaal anders is “De paradijsvogel” uit 1958 waarin hij het heeft over godsdienst als de verdringer van de seksualiteit.
Zijn latere werk evolueert meer en meer naar sociale geschiedschrijving.
Dit bereikt zijn hoogtepunt in de biografische roman “Pieter Daens”, broer van priester Adolf Daens, wiens leven in het teken stond van de ontvoogding van de Vlaamse katholieke arbeiders. Met dit werk won hij trouwens de driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalend proza. Later werd het verfilmd. Zijn laatste werken, zoals “De zwarte hand” (1976) en “Het jaar 1901” handelen over het anarchisme in de omgeving van Aalst rond 1900.
Toen Boon merkte dat hij omwille van het succes van ‘Pieter Daens’ dreigde voor de kar van de ‘katholieken’ gespannen te worden, publiceerde hij enkele pornografische romannetjes zoals ‘Mieke Maaike’s obscene jeugd’ (1972) en ‘Zomerdagdroom (1973)
Louis Paul Boon was een sterk maatschappelijk geëngageerd iemand die zich uitte als voorvechter van de arbeidersklasse. In vele werken stelde hij de sociale wantoestanden aan de kaak.
1967: Ontvangt de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre.
1972: Erelidmaatschap Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.
De benoeming berustte op de overweging dat Louis-Paul Boon gerekend moet worden tot de grootste schrijvers van het Nederlandse taalgebied.
10 mei 1979: Louis Paul Boon overlijdt in zijn woning te Erembodegem aan een hartaanval, terwijl hij werkt aan een roman die “De kasteelheertjes” zou gaan heten.
Er zijn biografen (bijv. Kris Humbeeck) die rekening houden met een zelfgekozen dood van Louis Paul Boon, bijv. door een overdosis medicijnen. Ook Jeanneke Boon spreekt in haar memoires over het geslikt hebben van pillen.
15 mei 1979: Werd begraven op de Stedelijke Begraafplaats aan de Leo de Bethunelaan in Aalst.
BEKRONINGEN
1942 : Leo J. Krijn-prijs voor ‘De voorstad groeit’.
1957: Henriëtte Roland Holst-prijs voor ‘De kleine Eva uit de Kromme Bijlstraat’.
1963: Dr. Karel Barbiers-prijs voor ‘De zoon van Jan de Lichte’.
1967: Constantijn Huygens-prijs voor zijn hele oeuvre.
1970: Sabamprijs voor zijn proza en journalistiek werk.
1971: Prijs van de Socialistische Gemeenschappelijke ACTIE -B.S.P. – A.B.V.V. – Bond Moyson arrondissement Aalst. Voor de publicatie in het Vlaams Weekblad Voor Allen van zijn vervolgverhaal Fabriekstad Aalst, dat de prefiguratie is van zijn nieuw boek Pieter Daens
1971: Driejaarlijkse Staatsprijs voor verhalend proza voor ‘Pieter Daens’.
1971: Dirk Martens-prijs voor ‘Pieter Daens’.
1972: Multatuli-prijs voor ‘Pieter Daens’.
1972: Driejaarlijkse Staatsprijs voor Vlaams verhalend proza voor de periode 1969-1971 voor ‘Pieter Daens’.
1973: Achiel van Acker-prijs voor ‘Pieter Daens’.
1978: Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan.
Louis Paul Boon werd o.a. in 1972 voorgedragen voor de Nobelprijs.
Marie Hooghe kreeg in 1989 de Vlaamse Staatsprijs voor vertaling voor haar vertaling naar het Frans van ‘Mijn kleine oorlog’.