Charles de Croÿ: bouwer van het waterkasteel te Moorsel

Moderators: Alostum, david, janlouies

Gebruikersavatar
Alostum
Site Admin
Berichten: 13292
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 15:27
Locatie: Aalst

Charles de Croÿ: bouwer van het waterkasteel te Moorsel

Berichtdoor Alostum » 28 Mei 2014, 14:42

Geplaatst: 03 Okt 2011 12:19 pm
willy kiekens schreef:Karel van Croÿ (1506 of 1507 - Saint-Ghislain, 11 december 1564), ook bekend als Charles de Croÿ in het Frans, was bisschop van Doornik vanaf 1525 tot aan zijn dood.

Jeugdjaren: Karel van Croÿ was de vierde zoon van Hendrik van Croÿ (1455-1514), graaf van Porcien en van Charlotte de Châteaubriand (gestorven in 1509). Hij was de jongere broer van Willem van Croÿ (1497-1521), aartsbisschop van Toledo en was tevens de neef van Willem van Croÿ (1458-1521), één van de belangrijkste adviseurs van de jonge Karel, die later keizer Karel V werd.

Van Croÿ werd reeds vroeg voor de geestelijke staat voorbestemd. In 1519 ging hij studeren aan de universiteit van Leuven en had er als leraar onder meer Jacobus Latomus. Hij studeerde er af in 1522 en kreeg Adrianus Barlandus als tutor. Barlandus droeg zijn werk Dialogi uit 1524 op aan de jonge Karel.

Ondertussen was Karel benoemd tot abt van de abdij van Affligem in opvolging van zijn broer Willem die in 1521 overleden was. Omdat Van Croÿ nog te jong was en hij nog in Leuven studeerde, werd de leiding van de abdij toevertrouwd aan de proost, Willem van Ghoer.

Doornik werd op 3 december 1521 veroverd door keizer Karel en deze eigende zich het recht op de bisschopsbenoemingen toe. In 1525 besliste de keizer om zijn beschermeling Karel van Croÿ te benoemen tot bisschop van Doornik. Met Everhard van der Marck, de prins-bisschop van Luik trof hij de volgende regeling: Louis Guillard, die tot dan toe bisschop van Doornik was, werd bisschop van Chartres. Van der Marck, die tot dan toe eveneens bisschop van Chartres was, kreeg in ruil een jaarlijkse rente van het bisdom Doornik en de abdij van Affligem.

Van Croÿ vatte in 1526 de studies in de theologie aan. Barlandus bleef zijn mentor en hij kreeg les van onder meer Latomus en Johannes Driedo. Van Croÿ trok naar Rome om er zijn studies te vervolledigen en werd er op 13 juni 1533 tot priester en bisschop gewijd. Het was pas op 25 juli 1539 vooraleer Karel van Croÿ zijn plechtige intrede deed in Doornik. In 1540 droeg hij er zijn eerste mis op, 15 jaar na zijn benoeming tot bisschop.

Van Croÿ was de jezuïeten zeer genegen; na Leuven was Doornik de tweede stad in de Nederlanden waar ze werden toegelaten. In 1554 kwamen de eerste drie jezuïeten zich vestigen in de stad. Ze vestigden er zelfs het allereerste jezuïetencollege in de Nederlanden.

In 1559 vond er een reorganisatie plaats in de kerkelijke hiërarchie in de Nederlanden. Het uitgestrekte, tweetalige bisdom Doornik, dat tussen Schelde en IJzer gelegen was, werd verdeeld over drie nieuwe bisdommen, Brugge, Gent en Doornik zelf dat enkel het Franstalige gedeelte behield. Ondanks het feit dat zijn bisdom werd gedecimeerd, voerde Van Croÿ weinig oppositie tegen het besluit. Hij vroeg enkel een geldelijke tegemoetkoming voor het geleden verlies van grondgebied. Toen dit lange tijd op zich bleef wachten, ontstonden er wrijvingen tussen Van Croÿ en Pieter de Corte, de eerste bisschop van Brugge.

Als abt van Affligem verzette Van Croÿ zich wel hevig tegen de bepaling dat de abdij werd toegewezen aan het bisdom Mechelen. Uiteindelijk gebeurde dit toch in 1569, vijf jaar na de dood van Van Croÿ.

Van Croÿ had tijdens zijn periode als bisschop veel last van het calvinisme. In Doornik bevond zich de grootste groep protestanten uit de Habsburgse Nederlanden. Van Croÿ riep in 1563 de hulp in van landvoogdes Margaretha van Parma die de Doornikse burgers in augustus 1563 de eed van trouw liet zweren.

Van Croÿ stierf in 1564 in de abdij van Saint-Ghislain waar hij de laatste jaren van zijn leven regelmatig verbleef. Zijn graf werd er bijgezet. Hij werd opgevolgd door Gilbert d'Oignies die sinds 1556 zijn coadjutor was.

Deze familie behoort nog steeds tot de hoogste Belgische adel en wordt door de koninklijke familie tijdens officiële audiënties ontvangen in het "Blauwe Salon" gereserveerd voor de belgische adel met prinselijke titel; ze hebben ook het recht de koninklijke familie te tutoiëren.




HET WATERKASTEEL Het waterkasteel te Moorsel getuigt van vijf eeuwen waardevolle cultuuroverdracht. Het is gelegen aan de noordkant van de Groene Meersen en aan de zuidkant van de Eksterberg. Tot heden gingen erfenis en aankoop nauw samen met bouw, vernieling, herstel, modische aanpassing, restauratie of wat men bouwkundige elementen noemt.
Steeds bewoond, behield het zijn eigen karakter en zijn levenskracht en was het moeilijk toegankelijk voor de buitenstaander.
Het kasteel is opgetrokken in renaissance-stijl.
Hoewel de hoektorens, de wallen en de ophaalbrug op een militair karakter duiden en, in vergelijking met andere kastelen, zelfs de indruk van een militair slot of van een burcht wekken, hebben deze voor het Waterkasteel van Moorsel een andere betekenis.
Het “slot”, een gesloten bouw met water omringd, wijst eerder op een psychologische bescherming. Geen militair slot, maar wel een gesloten, voor de buitenwereld afgeschermd, verblijf.

De huidige eigenaar heeft het kasteel van teloorgang gered.
Bij de herstellingswerken werd de gesloten bouw van het kasteel, volledig in harmonie met de omgeving, als een monument voor het nageslacht bewaard.
Eigenaars en bewoners
Karel Van Croy, Abt van Affligem van 1521 tot 1564, bouwde het kasteel met gelden van de abdij en wist zich daarvoor zelfs abdijgronden toe te eigenen. Hij beschouwde het kasteel te Moorsel, op de Eksterberg, als privébezit, zodat hij het aan zijn kinderen kon overmaken.
Men vermoedt dat de Abt het kasteel niet zozeer bouwde om er de Benedictijnse regels te beleven of te bidden. De abdij was daarvoor beter geschikt. Het kasteel diende als lustoord, voor feestbanketten, jachtpartijen en werd oorspronkelijk opgericht als "Séjour de Plaisance", een lustoord voor de wereldlijke abt van Affligem die, zoals bronnen ons vertellen, de volle vrijheid gaf aan wereldse driften.
De bouwheer Karel Van Croy vertoefde het laatst op het kasteel in 1563. Hij stierf op 11 december 1564, op 60-jarige leeftijd, te Saint-Ghislain, Henegouwen, waar hij zich een praalgraf had laten bouwen. Karel Van Croy had drie kinderen : Jacob, Florentie en Adriaan. Een dochter van Jacob verkocht het kasteel in 1566.

Eigenaar werd Jan de Luu, geboren in een Aalsterse familie en vanaf 1562 burgemeester van Aalst. Hij huwde met Elisabeth de Luna, die kinderloos stierf.
Wanneer één van de zijvleugels werd vernield door een brand, door een Spaans garnizoen, verkochten de erfgenamen het kasteel aan Jan de Bouteux op 18 februari 1588.
Het kasteel werd tot baronie verheven. Jan de Bouteux was magistraat. Hij overleed op 31 maart 1633. Uit zijn huwelijk met Anna de Lange werden vijf kinderen geboren. Kornelis, heer van Beaulieu en broer van Jan de Bouteux, verbleef nog een tijd met Anne de Lange op het kasteel, maar het werd opnieuw verkocht in 1636 aan Lucas de Cayro, geboren in Milaan, heer van Aldensale en Ligne, gehuwd met Clara de Lernes van Lumaye.
Deze luitenant generaal der Spaanse troepen en trouwe dienaar van de Spaanse koningen stierf op 24 april 1642, op 85-jarige leeftijd.

Zijn zoon Don Louis, of Lodewijk de Cayro, volgde hem op als heer van Moorsel. Lodewijk was kolonel en commissaris generaal van de ruiterij van Zijne Majesteit. Hij kocht de heerlijkheid van Popenrode, in de nabijheid van de Dender te Aalst. Om zijn grote verdiensten aan de Spaanse regering werd Moorsel door Koning Philip ΙV op 13 september 1661 opnieuw tot baronie verheven. Het huwelijk van Lodewijk de Cayro met Florentina van der Gracht kende twee kinderen : Jan Lucas en Florentina-Cecilia.
Onder de familie de Cayro werden belangrijke herstellingswerken uitgevoerd. Een steen daterend van 1639 op de zuid-westtoren en werken rond 1660 zijn hiervan getuigen. Florentina van der Gracht overleed in 1660 en Lodewijk de Cayro in 1670. Hij liet grote schulden na en op 20 augustus 1670 liet het leenhof van Aalst overgaan tot meubelverkoop van het kasteel. De opbrengst was onvoldoende om de schulden te vereffenen zodat het kasteel zelf zou verkocht worden.

Gelukkig was jonkheer Frans Aelbrecht Conzala de Avelda, van een rijke Spaanse familie, zoon van de hoofdbaljuw van Dendermonde, op Florentina-Cecilia, dochter van Lodewijk en Florentina, verliefd geworden, ook al was haar fortuin aan het wankelen. De verkoop kon vermeden worden door hun huwelijk op 19 november 1678. Hij nam de schulden over en kwam in het bezit van de baronie van Moorsel en de heerlijkheid van Popenrode. Hun huwelijk telde twee kinderen. Frans Aelbrecht overleed op 1 januari 1692 te Madrid en Florentina verkocht de heerlijkheid aan Jacob St. Aluis. De baronie van Moorsel werd in 1698 opnieuw verkocht.
De nieuwe kasteelheer door aankoop werd Aelbrecht de Coxie, heer van Bousval en Laloux in het land van Nijvel. Hij heeft het kasteel met verschillende kunstwerken verrijkt. De nissen met de beelden worden hem toegeschreven. Na de dood van zijn eerste echtgenote, die kinderloos stierf, huwde hij met Anna Clara Theresia Stalins, enige zuster van de heer van Popenrode. In 1714, na het overlijden van de heer van Popenrode werden de heerlijkheden van Aalst en Moorsel aldus opnieuw verenigd.
Karel Philip Jozef huwde met een dochter van baron de Coxie en zijn jongste dochter, gravin de la Tour, huwde met baron Frederik Victor Meer. Ze hadden zeven kinderen. De tweede jongste, Jan Jozef Victor Ghisleen de Meer, erfde het kasteel van Moorsel. Deze speelde een belangrijke rol in de Brabantse omwenteling in 1790. Aan het hoofd van lieden uit de Faluintjesstreek wist hij op 2 januari 1797 de Franse troepen uit de abdij te verdrijven. Na enkele dagen werd de abdij echter terug door Franse troepen veroverd. Jan Jozef de Meer werd ter dood veroordeeld op 20 februari 1797 en liet een weduwe en dochter na.
Barones Petronella de Meer huwde met Baron Van der Noot de Vrekkem uit een beroemd Brabants geslacht. Hij werd per vergissing vermoord. In een tweede huwelijk trouwde de barones met haar neef Antoon Jozef de Meer. Hij stierf in 1878. Baron Antoon Jozef Van der Noot, die aan zijn naam de Moorsel toevoegde, kind uit Petronella’s eerste huwelijk, was burgemeester van Moorsel van 1831 tot 1848 en eveneens lid van de Provincieraad. Hij huwde met Katharina Heyland, ze hadden drie kinderen en hij stierf op 26 oktober 1891. Alexander Antoon Van der Noot de Moorsel volgde zijn vader op als burgemeester en stierf op 6 juni 1900. Zijn broer Eugeen was inmiddels overleden zodat zijn zuster Nathalie-Catherine Van der Noot gehuwd met Thomas Ball erfgename van het kasteel werd. Zij overleed op 1 april 1929.
De familie Ball was van Ierse adel. Zoon Francis huwde met Kathleen Mc Mahon. Deze hadden twee zonen, Antoon en John. John Ball was nog geruime tijd gemeenteraadslid te Moorsel. Hij werd te Moorsel begraven in 1981. Antoon Ball schoot zich door het hoofd, een Victoriaanse moord.
Via familiebanden met de familie Van der Noot werd het kasteel geschonken aan de heer en mevrouw De Meulenaire – Dessin, die het een paar jaar bewoonden en dan verkochten aan de huidige eigenaar, Willy Michiels

Bouw-, aanpassings- en herstellingswerken

Het Waterkasteel werd gebouwd in de XVIe eeuw, rond het jaar 1521. Boven de inkompoort prijkt het jaartal 1526. Deze data omvat hoogstwaarschijnlijk begin en einde van de bouwperiode. Het gebouw is opgetrokken in baksteen en de versieringen zijn aangebracht in harde zandsteen. Het geheel ademt een rustige sfeer uit en de evenwichtigheid van de renaissance is volledig bewaard gebleven.

De oorspronkelijke plan- en indelingsopvatting werd steeds behouden. Vier gelijke vleugels omvatten de binnenkoer. Ze werden symmetrisch opgebouwd en ingedeeld, dienstig als woonverblijf. Alle plaatsen zijn rechtstreeks toegankelijk via een omliggende gang. Het gebouw heeft zowel in de kelderverdieping als bel etage, zestien woonverblijven. Het heeft een bewoonbare zolder, drie hoektorens en een toren boven de inkompoort. De keldergewelven in de vier hoekplaatsen werden om hun bouwkundige waarde door de restauratie volledig gered. Op de binnenkoer spreken thans de reliëfomlijstingen van de ingangspoort, de toegangsdeur en de vensters dezelfde vormtaal. De noordvleugel heeft centraal een open buitentrap met een leuning in kunstsmeedwerk om het woonniveau te bereiken. De zuidvleugel heeft een gelijkvloerse ingangsdeur met een binnentrap om op het woonniveau te komen.

Een omringde wal houdt de buitenstaanders op afstand. De houten brug maakt er een gesloten burcht van en de hoektorens bewaken het gebouw. Ze stammen uit de periode van de versterkte burchten.l de vorm als de functie zijn een uitdrukking van hun tijd. Aan de buitenzijde eenvoudige, sierlijke architectuur; inwendig, speelse ruimten. Beide geven mekaar de hand onder de overkoepelende term Renaissance, waarvan dit kasteel één van de zuiverste exemplaren blijft.
Het kasteel was steeds met een gracht omwald. Dit blijkt uit meerdere beschrijvingen en documenten die het kasteel visualiseren, o.m. een ets van Sanderus en een groot schilderij, tot op heden in het kasteel aanwezig. Binnen de wallen zou de vorm van het gebouw in de loop der tijden weinig verandering ondergaan hebben, tenzij het verdwijnen van de vierde hoektoren. In 1579 vernielde een brand het zuidelijke gedeelte, aldus architect Jan De Rijck in 1979.
Uit vergelijkingen van de oudste documenten blijkt dat er tussen 1636 en 1660 een verbouwing van de oosttoren geschiedde, met modernisering van de vensteropeningen en het aanbrengen van ronde nissen met borstbeelden in de voorgevel en de torens.
Baron de Coxie, eigenaar na 1698, verbouwde op zijn beurt. Zo verbouwde hij een gang die toelaat de verschillende kamers rechtstreeks te betreden, waardoor de binnenkoer ruimte moest inleveren. Uit deze periode dateert ook de sierlijke, kwartronde erker in de hoek van de noordgevel en de noordwesttoren, hangend boven het water en op het grasperk en het park gericht.
De afbraak van de bouwvallige vierde toren, de verbouwing van de stenen brug, de werken aan de ingangspoort en het wegnemen van de ingangstoren dateren van 1700. In deze periode werd de kasteelhoeve omgevormd tot hovenierswoning en werd een vierkantig gebouw opgetrokken in de richting van het dorp, dat lange tijd als bergplaats voor het materiaal van de plaatselijke brandweer dienst deed en tot op heden nog in gebruik is.
Een nieuwe periode van herstellingen ligt tussen 1880 en 1908. Dit laatste jaartal prijkt in de toren van de ingangspoort. Zoals blijkt uit foto’s werden grote dakherstellingen uitgevoerd : het dak op de westtoren werd herlegd, het centraal dakkapelletje werd weggenomen en er werden twee dakkapelletjes links en rechts van de ingang bijgebouwd. In deze herstellingsperiode kreeg de ingang een toren, waardoor het poortgebouw een andere uitdrukking kreeg en meteen de voorgevel voor een groot stuk domineerde.
Het duurde bijna tachtig jaar voor een nieuwe restauratiefase aantrad.

De restauratie na 1980
Hoewel gedeeltelijk door troepen bezet gedurende de oorlogen 1914-1918 en 1939-1945 bleef het Waterkasteel van verwoesting gespaard. Wegens gebrek aan de noodzakelijke onderhoudswerken, einde de jaren zestig – begin de jaren zeventig, kwam het goed snel in verval.

Rond deze periode en in een ver vervallen toestand werden vele ideeën geboren en plannen gemaakt over de toekomst van het Waterkasteel, o.m. een verkaveling van de aanpalende en omliggende gronden.
De nieuwe en huidige eigenaar van het Waterkasteel vatte de restauratie aan.
Deze restauratiewerken omvatten een totale restauratie van de gebouwen en van de omgevingsarchitectuur, mede de herwaardering van het ganse domein.
Op deskundige wijze werd gans het kasteel, alle buitenmuren en de binnenkoer, gewassen; werden bakstenen verstevigd en opnieuw gevoegd; werd een nieuw dak gelegd, gesteund op een betonnen ringbalk om het gebouw voor verzakking en scheuren te behoeden; werden de gewelven in de kelder en op de “bel étage” volledig hersteld en in betonconstructie verstevigd; werd de schrijnwerkerij vernieuwd en binnenin totaal aangepakt. Op het domein werd de hovenierswoning met wat nog kon gered worden herbouwd en aangepast aan de noden van de hedendaagse bewoonbaarheid. Er werd overgegaan tot vernieuwing van het buitenpaviljoen met tennisveld in de hof, en de paardenstal werd gerestaureerd. Het bomenbestand werd bijgewerkt, de wegen in het park en de oprijlanen werden in domoliet verhard. Er werd wegverlichting aangebracht, de vijvers werden grondig gekuist. Er werden vier fonteinen geplaatst en het kasteel werd feestelijk verlicht.

Het toegangshek tot het kasteel werd vernieuwd en de binnenkoer en omgeving werden ingericht zodat ze één werden met het landschap.

Hierbij heeft de eigenaar de verschillende tijdsbeelden geëerbiedigd. Het grote schilderij van het kasteel en omgeving, gelijkend op de ets van Sanderus, geschilderd naar het einde van de XVIIe eeuw werd herdoekt en gerestaureerd onder de deskundige leiding van kunstenaar G. Messens.
De restauratie van het Waterkasteel van Moorsel getuigt van een volwaardige technische kunde. Ze werd uitgevoerd met strenge artistieke tucht, eigen aan het kunstambachtelijke.
Uit een bouwkunstwerk als het Waterkasteel, samen met het landschap een architecturaal monument, spreekt niet alleen het rijke verleden maar ook de eigentijdse betekenis door de unieke stempel die de totale restauratie meekreeg.
De kers op de taart van de totale restauratie wordt een portrettengalerij van de bouwheer en de opeenvolgende eigenaars.
Zoals eerder al vermeldt redde de huidige eigenaar, Willy Michiels, het kasteel van teloorgang. Daarmee bewijst hij ook een grote dienst aan Moorsel en Groot-Aalst door een mooi stukje cultuur nieuw leven in te blazen.
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)

Gebruikersavatar
Alostum
Site Admin
Berichten: 13292
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 15:27
Locatie: Aalst

Re: Charles de Croÿ: bouwer van het waterkasteel te Moorsel

Berichtdoor Alostum » 28 Mei 2014, 14:42

Geplaatst: 11 Sep 2013 11:39 am
willy kiekens schreef:de prinselijke familie de Croÿ doet het nog steeds goed!!!!
Belgische prins getrouwd
In Montreal, Canada is prins Hadrien de Croy-Roeulx, een telg van een oud adellijk geslacht uit België, getrouwd met Jacqueline Ariadne-Desmarais.
Jacqueline Ariadne-Desmarais is zowel de kleindochter van de Canadese oud-premier Jean Chretien als van Paul Desmarais, een Canadese zakenman die banden heeft met de Belgische miljardair Albert Frere.
Voor het huwelijksfeestje hadden de families de helft van het eiland Sainte-Helene in de stad afgehuurd. Onder de 750 gasten waren onder anderen de Franse ex-president Nicolas Sarkozy.
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)

Gebruikersavatar
Alostum
Site Admin
Berichten: 13292
Lid geworden op: 14 Mei 2014, 15:27
Locatie: Aalst

Restauratie

Berichtdoor Alostum » 28 Mei 2014, 14:43

Geplaatst: 11 Sep 2013 03:00 pm
jan louies schreef:De bron van de hoger gegeven informatie betreffende de laatste restauratie is mij niet bekend, maar die gegevens dienen toch kritisch benaderd te worden. Tijdens die laatste restauratie gingen immers een aantal originele elementen verloren en werden kitscherige toevoegingen gerealiseerd.
De taak van historici is te herinneren wat anderen vergeten. (Eric Hobsbawm)


Terug naar “Straten, pleinen, monumenten en gebouwen”

Wie is er online

Gebruikers op dit forum: Geen geregistreerde gebruikers en 1 gast

Advertentie